Moeder en dochter

Zorgvuldigheidsnormen

Onze zorgvuldigheidsnormen

Alle consulenten waarnaar De Einder doorverwijst onderschrijven de onderstaande uitgangspunten en zorgvuldigheidsnormen.

Zorgvuldigheidsnormen

  1. Voorop staat het zelfbeschikkingsrecht van de hulpzoeker hetgeen meebrengt dat in beginsel de consulent zich van paternalistische bemoeienis onthoudt, op non-directieve wijze begeleiding biedt en geen oordeel over de legitimiteit van de wens van de hulpzoeker uitspreekt.
  2. Onverlet het onder 1. omschreven grondbeginsel is de consulent er alert op of sprake is van vrijwillige en weloverwogen afwegingen van een wilsbekwame hulpzoeker. Hij maakt, conform hetgeen het gezondheidsrecht van hem vergt, de hulpzoeker attent op andere vormen van passende hulpverlening. Vrijwilligheid houdt onder meer in dat de hulpzoeker in het bezit is van zijn geestelijke vermogen om zijn wil vrij te bepalen en die wil kan uiten zonder druk of onaanvaardbare invloed van anderen. Weloverwogen afwegingen impliceren dat op basis van voldoende voorlichting over de situatie waarin de hulpzoeker zich bevindt en zijn vooruitzichten, een zorgvuldige afweging van alternatieven heeft plaatsgevonden en dat de gedachtegang consistent en persistent is in die zin dat vanuit een totaalbeeld en niet in een vlaag van opwelling wordt gehandeld. Van een wilsbekwame hulpzoeker is sprake als hij de informatie over zijn situatie en prognose (waaronder zijn uitvoeringsbekwaamheid) kan begrijpen, de eventuele alternatieven kan afwegen en de gevolgen van zijn beslissing kan overzien.
  3. De consulent onderkent dat de onder 2. omschreven alertheid in geval van bijvoorbeeld jeugdige hulpzoekers, hulpzoekers met problemen van psychiatrische aard of hulpzoekers die wegens omstandigheden in een stresssituatie zijn terechtgekomen (het overlijden van een dierbare of wegvallen van iemand anders die als onmisbaar wordt ervaren; financiële uitzichtloosheid wegens ontslag of faillissement; etc.) in beginsel extra begeleiding verspreid over een langere periode zal vergen.
  4. De consulent bespreekt met de hulpzoeker diens uitvoeringsbekwaamheid om tot aan het einde een goede dood in eigen regie te bewerkstelligen. De positie van naasten en/of intimi ontvangt daarbij bijzondere aandacht. Wanneer gebrek aan uitvoeringsbekwaamheid een rol speelt, bijvoorbeeld vanwege fysieke beperkingen of medicijngewenning, bespreekt de consulent mogelijke alternatieven die de hulpzoeker binnen diens individuele omstandigheden wel openstaan.
  5. Onverlet het onder 1. omschreven grondbeginsel en onverlet het gegeven dat de eindverantwoordelijkheid en het beslissingsrecht bij de hulpzoeker ligt, gaat de consulent expliciet en nadrukkelijk in op het belang van het betrekken door de hulpzoeker van zijn naaste omgeving bij zijn besluitvorming en speelt hij hierin een actieve rol. Voor het geval de hulpzoeker naar het oordeel van de consulent goede redenen heeft om zijn naaste omgeving afzijdig te houden, zal de consulent met de hulpzoeker trachten tot afspraken te komen over de inhoud en reikwijdte van de inlichtingen die de consulent desgevraagd aan de naaste omgeving mag geven nadat de hulpzoeker tot uitvoering van zijn besluit is overgegaan.
  6. De consulent zorgt voor een gedegen informatievoorziening aan de hulpzoeker, waarbij hij zich, ten behoeve van een zorgvuldige uitvoering van de levensbeëindiging, de informatie die hij aan de hulpzoeker verstrekt – mede met het oog op de laatste wetenschappelijke bevindingen en de geschiktheid van de te gebruiken middelen om een zekere en pijnloze dood te bewerkstelligen – baseert op de meest actuele uitgave van (i) het boek Uitweg van Boudewijn Chabot in samenwerking met Stella Braam, (ii) The Peaceful Pill Handbook van Philip Nitschke en Fiona Stewart en/of (iii) andere betrouwbaar gebleken bronnen.
  7. Met hulpzoekers die daarvoor in aanmerking komen, zal uitvoerige voorlichting over hulp bij zelfdoding door artsen (“artseneuthanasie”) plaatsvinden, waarbij naast de eigen behandelaar(s) van de hulpzoeker, ook de Levenseindekliniek dan wel andere vormen van levensbeëindiging binnen de kaders van de euthanasiewetgeving een rol kunnen spelen.
  8. De consulent heeft zich tegenover de hulpzoeker tot strikte geheimhouding van in vertrouwen verstrekte gegevens verplicht. Tenzij wanneer de wet hem daarvan weerhoudt dan wel de hulpzoeker hem daarvan ontslaat, zal de consulent die strikte geheimhouding in acht nemen.
  9. De consulent houdt zich op de hoogte van de actuele wetgeving over hulp bij zelfdoding en de op artikel 294 Sr gebaseerde jurisprudentie. Hij verplicht zich tegenover de Stichting tot strikte naleving daarvan, hetgeen – naar de huidige stand van wetgeving en jurisprudentie – inhoudt dat hij in geen geval behulpzaam is bij de feitelijke uitvoering van de zelfeuthanasie en zeer zeker niet de middelen daartoe verstrekt doch er zich uitsluitend toe beperkt de hulpzoeker morele steun, begeleiding en informatie over eventuele verkrijgbaarheid en geschiktheid van euthanatica te geven.
  10. De consulent staat open voor de (evolutie van de) maatschappelijke inzichten op het gebied van het realiseren van een goede dood in eigen regie. Vanuit die invalshoek streeft hij naar openheid en transparantie in die zin dat hij voor een toereikende verslaglegging zorg draagt blijkend uit schriftelijke bescheiden waarin met name zijn eigen rol in het begeleidingsproces is vastgelegd. Daarnaast wijst de consulent de hulpzoeker en diens naasten of intimi op het belang van goede documentatie (in schrift, woord of beeld) waaruit voldoende aanwijzingen te putten zijn dat sprake is van een vrijwillig en weloverwogen besluit van een wilsbekwame en uitvoeringsbekwame persoon die tot op het eind de regie in eigen hand (gehad) heeft.