Ouder echtpaar

Zelfeuthanasie

Zelfeuthanasie en artseneuthanasie

In 1991 schreef de Nederlandse rechtsgeleerde Huib Drion een opiniestuk over een hypothetische pil, “de Pil van Drion”, bedoeld om op humane wijze op een zelf gekozen moment het leven te beëindigen.
Na een langdurige maatschappelijke discussie werd in 2002 de ‘Wet Toetsing Levensbeëindiging op Verzoek en Hulp bij Zelfdoding’, in het spraakgebruik ook wel de Euthanasiewet genoemd, in Nederland van kracht. Deze wet wordt hier verder aangeduid als WTL.
De WTL maakt het voor een arts mogelijk in te gaan op een vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënt om euthanasie (strafbaar op grond van artikel 293 Sr) of hulp bij zelfdoding (strafbaar op grond van artikel 294 Sr), zonder daarvoor vervolgd te worden.

Levensbeëindiging volgens de voorschriften van de WTL, heet ook wel ‘artseneuthanasie’.

Tot de belangrijkste voorwaarden waaraan een arts zich ingevolge de Euthanasiewet moet houden, behoort dat er sprake moet zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Dit lijden kan zowel psychisch als lichamelijk zijn.
Wat uitzichtloos en ondraaglijk is, is in eerste instantie afhankelijk van de beleving van de patient. Deze moet dit lijden wel duidelijk kunnen maken aan de arts. Daarbij is ook van belang of er nog sprake is van een redelijke behandelmogelijkheid.
Een stapeling van ouderdomsklachten (bijvoorbeeld doofheid, slechtziendheid, slecht kunnen bewegen en pijn) kan ook genoeg zijn om te voldoen aan de criteria van de Euthanasiewet.
Een beleving van “voltooid leven” voldoet niet aan de criteria van de Euthanasiewet. De Einder pleit er voor om een ruimere benadering hiervoor te hanteren.

In het overgrote deel van de gehonoreerde verzoeken is er sprake van dergelijk uitzichtloos en ondraaglijk lijden met een fysieke oorzaak. Het is echter goed te bedenken dat de wet géén onderscheid maakt tussen fysiek en psychisch lijden. Het gaat de wet uitsluitend om de uitzichtloosheid en de ondraaglijkheid van het lijden.

De praktijk leert echter dat lijden met een psychische oorzaak door de arts moeilijker beschouwd wordt als uitzichtloos en ondraaglijk. Honorering van een verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding conform de WTL gebaseerd op ondraaglijk psychisch lijden, komt naar verhouding veel minder voor. Gevolg hiervan is dat de psychiatrische patiënt het reële risico loopt met zijn ondraaglijk lijden in de kou te blijven staan. De Einder beschouwt dit als een onwenselijke situatie omdat het gevaar voor een wrede en eenzame zelfdoding erdoor wordt vergroot.

Naast psychiatrische patiënten vormen jongeren een bijzondere groep. Ernstige doodsgedachten in deze leeftijdsgroep komen vaker voor. Het gesprek met jonge hulpvragers moet net zo open en informatief zijn als met hulpvragers op gevorderde leeftijd. Deze jongeren kunnen ook contact zoeken met de Einder waar ze open en zonder taboe het geprek kunnen aangaan met een consulent via begeleiding@deeinder.nl.

Wanneer het gaat om de keuzes rond het levenseinde staat voor iedere wilsbekwame Nederlandse burger een aantal mogelijkheden open.
Tot de keuzes behoren onder meer:

  • het weigeren van nieuwe medische behandelingen
  • het stoppen van lopende behandelingen
  • het weigeren van reanimatie
  • het verzoek om intensieve pijnbestrijding
  • het verzoek om een finaal verblijf in een hospice
  • het verzoek om continue sedatie
  • het verzoek om euthanasie

Daarnaast en aanvullend zijn er andere mogelijkheden waarbij het mogelijk is de regie geheel in eigen hand te houden.

Dit betreft:

  • levensbeëindiging door het innemen van (een) geschikte (combinatie van) medicijnen, de zogenaamde medicijnroute
  • levensbeëindiging door het stoppen met eten en drinken, ook bekend als ‘bewust versterven
  • levensbeëindiging via de zogenaamde ‘heliummethode’, waarbij gebruik gemaakt wordt van helium of stikstof.

Levensbeëindiging via de laatste drie routes heet ook ‘zelfeuthanasie’, zelfdoding in eigen regie.