Wat mag wel en wat niet

Middelen verschaffen voor zelfeuthanasie

In de huidige discussie speelt het eerste lid van artikel 294 Sr dat “opzettelijk aanzetten tot zelfdoding” strafbaar stelt tot op heden geen rol. Het is goed om te beseffen dat het tweede lid van dit artikel het opzettelijk verstrekken van de medicijnen die als middelen bij de zelfdoding gebruikt worden juridisch strafbaar stelt. Wie zijn leven wil beëindigen zal hierin dus zelf moeten voorzien. De consulent van De Einder beschikt vaak over algemene informatie over de (niet) verkrijgbaarheid van de medicijnen.

Behulpzaam zijn bij zelfeuthansie

Wat het ‘behulpzaam zijn bij’ betreft is inmiddels vast komen te staan dat niet strafbaar is: het voeren van gesprekken, het verstrekken van algemene informatie en het bieden van morele steun. Het is goed dit in detail te bekijken omdat deze hulp op een (juridisch) weegschaaltje gelegd kan worden.

Het voeren van gesprekken. Vanzelfsprekend is het niet strafbaar om als familie, intimi, Einder consulent of hulpverlener, – zelfs als wildvreemde – gesprekken te voeren met mensen die overwegen hun leven te beëindigen.

Het verstrekken van informatie. Het recht tot het verstrekken (en ontvangen) van informatie wordt beschermd door de Nederlandse grondwet en door de Europese Verklaring voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Maar wat veelal gebeurt, is dat door het OM de (algemene) informatie die bijvoorbeeld de consulent aan zijn hulpvrager verstrekt in een strafrechtelijke procedure wordt voorgesteld als een advies met het karakter van een instructie.

Met name speelt dit wanneer de desbetreffende informatie afkomstig is van iemand (de consulent) die deskundiger is dan degene die de informatie ontvangt (de hulpvrager). En een instructie is juridisch strafbaar.

Dus: (algemene) informatie mag; advies mag ook, maar niet advies met het karakter van een instructie. Instructie mag zeker niet.

Waaróm mag een instructie niet? Een instructie wordt beschouwd als het voeren van de regie waarbij de zelfdoder als het ware bij de hand wordt genomen, degene die de instructie geeft, treedt sturend op. De wet beschouwt dat als te actief en dus als strafbare hulp. Is dit nu helder voor alle situaties? Nee, dat is het niet want de Hoge Raad heeft meermaals uitgesproken dat het vaststellen van strafbaarheid in een voorkomend geval steeds afhankelijk is van de omstandigheden van dat geval.

Het bieden van morele steun mag. Dat lijkt voor zich te spreken, maar een heel belangrijk aspect daaraan voor naasten en intimi is dat morele steunverlening in Nederland de vorm mag aannemen van het aanwezig zijn bij de zorgvuldige zelfdoding zonder dat daardoor alleen al strafbaarheid zou ontstaan. Voor de (mens)waardigheid van de levensbeëindiging is dit een belangrijk gegeven. Immers, gevolg hiervan is dat niemand zijn of haar ouder, kind, broer, zus of geliefde in een dergelijke doorslaggevende situatie in de steek hoeft te laten. Hierover bestaat nogal eens het misverstand dat alleen al de aanwezigheid van relaties bij het zelf gekozen en zelf uitgevoerd overlijden strafbaar zou zijn. Dat is een belangrijke misvatting: die aanwezigheid op zich is niet strafbaar.

Aanwezig zijn. Net als het begrip ‘instructie’ is ook hier niet alles even duidelijk. Wat mag een familielid of een consulent doen wanneer hij aanwezig is bij een zorgvuldig voorbereide zelfdoding? Het antwoord is: niets dat uitgelegd kan worden als feitelijk bijdragend tot de uitvoering van de zelfdoding. Volgens de formulering van de Hoge Raad in 2008 mag het niet zo zijn dat iemand, aanwezig of niet, het “door zijn handelen voor de ander mogelijk of gemakkelijker heeft gemaakt om zichzelf te doden”. En dat is inclusief het geven van een instructie of een advies dat het karakter van een instructie draagt. Dus geen regie voeren, niet sturend bezig zijn.

De consulent van De Einder zal de hulpvrager expliciet op het bestaan van deze belemmeringen wijzen. Niet om iemand uit leggen dat hij iets niet mag doen. Wel om ervoor te zorgen dat hij goed weet wat hij doet. Wanneer een zoon zijn oude vader, die daartoe zelf niet meer in staat is, wil helpen bij het fijnmaken van diens medicijnen of bij het verwerven van diens medicijnen dan informeert de consulent hem over de juridische kijk die op die handeling mogelijk is. De zoon zou daaruit kunnen concluderen dat hij dit niet mag doen en het dus ook niet doen, hij kan er ook uit concluderen dat hij als hij het doet er beter voor kan zorgen dat het niet bekend wordt. Het is aan de zoon in kwestie om een eigen afweging te maken tussen zijn juridische positie als Nederlands staatsburger en zijn morele positie als zoon jegens zijn vader.