Euthanasie bij zwaar dementerenden
Het honoreren van de euthanasiewens van zwaar dementerenden heeft de afgelopen tijd tot scherpe opiniërende stukken in enkele landelijke dagbladen geleid. De problematiek speelt met name bij zwaar dementerenden die op een moment dat zij nog wilsbekwaam waren hun euthanasiewens in geval van dementie op schrift hebben gesteld.
De euthanasiewet geeft aan een schriftelijk euthanasieverzoek dezelfde status als aan een mondeling verzoek. En de uitleg van de wet gaat zover dat een wilsbekwaam iemand die zijn wens in een geschrift heeft neergelegd en nadien niet meer in staat is die wens in woorden of gebaren duidelijk te maken, bijvoorbeeld omdat hij dan al wilsonbekwaam is, voor euthanasie in aanmerking kan komen mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.
Een uitwerking van die voorwaarden hebben de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie in hun in april 2015 gepubliceerde Code of Practice geboden.
Kort samengevat komt het er op neer dat in geval van een schriftelijke wilsverklaring waarbij ook voor het overige aan de zorgvuldigheidseisen uit de euthanasiewet voldaan is, de euthanasiewens van een zwaar dementerende mag worden gehonoreerd op voorwaarde dat aan een viertal voorwaarden is voldaan, te weten dat die wens zoals vastgelegd in de schriftelijke wilsverklaring onmiskenbaar op de ontstane situatie van toepassing is; dat aannemelijk is dat de patiënt ondraaglijk lijden ervaart; dat er geen contra-indicaties zijn die er op wijzen dat de patiënt niet dood wil en tenslotte dat een medicus gespecialiseerd in ouderengeneeskunde als consulent is geraadpleegd.
Deze vier voorwaarden vóóronderstellen dat de beginnend dementerende met zijn arts in continu gesprek over zijn wilsverklaring is gebleven.
Voortbouwend op de Code of Practice 2015 hebben de Ministeries van Justitie en Volksgezondheid in december 2015 in samenwerking met de Nederlandse artsenfederatie KNMG een Handreiking Schriftelijk Euthanasieverzoek voor artsen gepubliceerd. Die handreiking bevestigt dat in geval van een schriftelijk euthanasieverzoek bij een patiënt met vergevorderde dementie, deze (inmiddels wilsonbekwaam geworden) patiënt onder zeer uitzonderlijke situaties voor euthanasie in aanmerking komt. De uitzonderlijke situaties waarop wordt gedoeld moeten blijken uit het feit dat de patiënt, naast de dementie, ondraaglijk lijdt aan bijkomende lichamelijke klachten zoals ernstige benauwdheid of pijn, angst, agressie of onrust.
In 2012 hebben de Euthanasiecommissies het eerste geval van euthanasie bij een zwaar dementerende beoordeeld en geconcludeerd dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld. Daarna hebben zich nog enkele gevallen voorgedaan die als zorgvuldig werden beoordeeld en in 2016 is er in drie gevallen van zware dementie euthanasie toegepast. Twee gevallen werden als zorgvuldig beoordeeld en één als onzorgvuldig.
De drie gevallen die in 2016 werden beoordeeld hebben onder een groep van ruim tweehonderd artsen die vindt dat er bij de Euthanasiecommissies van ontoelaatbare grensoverschrijding sprake is, voor opschudding gezorgd. In januari 2017 hebben zij in een paginagrote advertentie een petitie gepubliceerd waarin zij aangeven morele weerzin te ervaren bij de gedachte op basis van een schriftelijke wilsverklaring een dodelijke injectie te moeten toedienen aan een patiënt die vanwege zijn vergevorderde dementie weerloos is.
‘Meewerken aan het stiekem doden van een weerloos mens die niet kan bevestigen dat hij dood wil, daar doen wij niet aan mee’, zo verklaren de tegenstanders hun morele weerzin. Opinieschrijver Boudewijn Chabot behoort tot het kamp van de ruim tweehonderd artsen die vinden dat erkend moet worden dat wat de euthanasiewet aangaat de geest uit de fles is.
Voor Jacob Kohnstamm, voorzitter van de vijf Euthanasiecommissies, vormen de acties tegen de euthanasiewet en hoe die in geval van zwaar dementerenden moet worden uitgelegd, de druppel: ‘Wat je doet met, voor en tegen vergevorderde dementen is per definitie stiekem. Het is inherent aan het ziektebeeld dat je medische en niet-medische handelingen uitvoert zonder dat daarover met de patiënt overleg mogelijk is’.
Volgens De Einder maakt Kohnstamm hier een belangrijk punt. Van de hulpvragers die zich tot De Einder wenden, wordt een aantal gedreven door de grote angst dement te worden en vanaf dat moment niet meer serieus genomen te worden in de eertijds geformuleerde wens om niet in een steeds verder voortschrijdend geestelijk en lichamelijk aftakelingsproces te worden meegezogen: de grote angst als dementerende serieuzer te worden genomen dan als persoon die bij zijn volle verstandelijke vermogens te kennen heeft gegeven geen speelbal te willen worden van oncontroleerbare krachten binnenin de hersenen die tot ongebreideld geestelijk en lichamelijk verval leiden.
De Einder neigt ernaar het een grote geruststelling te vinden dat wanneer je dement bent en er met jou niet meer valt te overleggen over jouw eerdere wens om in geval van dementie verlost te worden uit een toestand waarin het jou aan elke tool ontbreekt, je door een arts geholpen wordt om zachtjes weg te glijden uit een situatie die je bij volle verstand als voor jou onmenswaardig beoordeelde. Voor wat De Einder op basis van ‘praktijkgevallen’ meekrijgt, is het de hulpvragers goud waard en ervaren zij het als een grote opluchting de zekerheid te hebben dat ze veilig zullen zijn omdat, als het eenmaal zover is, er een arts zal zijn die zijn verantwoordelijkheid neemt, moed toont en zijn belofte inlost, allemaal zaken die voorkomen dat de hulpvrager in een volstrekt weerloze toestand blijft hangen.
Daarom wordt in de visie van De Einder de spijker op de kop geslagen door Govert den Hartogh die in reactie op het protest dat de ruim tweehonderd artsen in januari van dit jaar in de paginagrote advertentie in de landelijke bladen hebben geplaatst, een betoog over weerloosheid schreef dat aldus kan worden samengevat:
‘Weerloos ben je als er dingen met je gebeuren die je verafschuwt zonder dat je daar iets tegen kunt doen; gelukkig kun je je prijzen als er dan een arts bereid is om je wilsverklaring te respecteren en je te beschermen tegen wat je uitdrukkelijk niet hebt gewild’.
Artikel Boudewijn Chabot in het NRC
Artikel Jacob Kohnstamm in het NRC
Artikel Govert den Hartogh in de Volkskrant