De positie van naasten bij euthanasie

Tijdens een door het Humanistisch Verbond en NVVE georganiseerde bijeenkomst werd stil gestaan bij de positie van naasten die betrokken worden bij de wens van een dierbare om met behulp van een arts het leven te beëindigen. Dat leverde interessante gezichtspunten op waarbij naast drie andere sprekers ook Marianne Dees het woord heeft genomen.

Als huisarts, SCEN-arts, onderzoeker en naaste confronteerde zij haar publiek met een aantal beschouwingen, waaronder de navolgende die stof tot nadenken geven:

Wat komt er op een naaste af wanneer hij geconfronteerd wordt met een dierbare die zijn leven wil laten beëindigen?

In de eerste plaats plaatst dit de naaste voor de vraag of hij kan invoelen dat iemand waarmee hij zich verbonden weet deze band door euthanasie wenst te beëindigen. Is het leven van een dierbare dermate ondraaglijk dat de dood boven het leven te verkiezen is? Want dat is het criterium: het lijden van hem die in de dood de oplossing voor zijn lijden zoekt. Dat vereist dat de naaste zich in de gevoelswereld van de ander verplaatst en bij wijze van spreken zelf dat lijden ervaart. Lijden evenwel is een persoonlijke ervaring en dit vergt dat op zoek gegaan wordt naar wat voor de ander het lijden ondraaglijk maakt. Het is niet evident dat elke naaste dat aankan.

In de tweede plaats is er de vraag wat voor impact het euthanasiebesluit van een dierbare op het eigen welzijn van intimi heeft. Niet geheel onbegrijpelijk is dat de naaste de dierbare zo lang mogelijk vast wil houden, bij zich wil hebben en stilzwijgend of expliciet protest tegen een nakend afscheid aantekent.

Daarnaast kan een naaste in de positie komen dat een dierbare een beroep op hem doet om hem te helpen de euthanasie te regelen. Marianne Dees gaf als voorbeeld de dochter die niet wilde dat haar moeder zou lijden maar die uitriep dat zij nooit zelf over de dood van haar moeder zou willen beslissen. Hier doet zich de botsing voor van de autonomie van degene die de dood zoekt met de autonomie van degene aan wie gevraagd wordt de autonomie van de ander over te nemen. Kan de naaste met behoud van zijn eigen autonomie voldoen aan wat de autonomie van de ander vergt?

Dilemma’s waar nauwelijks een antwoord op is te geven. Maar die hanteerbaar worden door ze te delen met wie daarvoor in aanmerking komt en door te trachten om er een formulering voor te vinden die de nagel op de kop slaat en het dilemma aldus bevattelijk maakt.