Vanwaar die kruistocht tegen de schriftelijke wilsverklaring?
Door Miriam de Bontridder en Theo Matthijssen
De schriftelijke wilsverklaring is mede bedoeld om iemand die niet meer op samenhangende wijze kan zeggen dat hij dood wil, te besparen dat hij gedwongen wordt om met uitgevallen cognitieve vermogens door te modderen wanneer hij voor zichzelf, in een staat dat hij het nog wel samenhangend kon zeggen, heeft uitgemaakt dat hij in een dergelijk doormodderen geen zin heeft.
Volgens Bert Keizer in Trouw van 14 september 2018 is een schriftelijke wilsverklaring zinloos en kan zij zo de prullenmand in, want als je nog kunt zeggen dat je euthanasie wilt, dan heb je geen schriftelijke wilsverklaring nodig en als je het niet meer kunt zeggen, dan krijg je geen euthanasie.
Op basis van meerdere stukjes van gelijkaardige strekking die hierover in vakbladen voor artsen verschijnen, begint het bij sommige huisartsen praktijk te worden om een schriftelijke wilsverklaring ongelezen in hun dossier stoppen en geen tijd in te ruimen om er met hun cliënt over te spreken.
Zodoende wordt voor selffulfilling prophecy gezorgd en heeft Bert Keizer een punt waar hij schrijft dat “het een feit is” dat de schriftelijke wilsverklaring zinloos is als je niet meer in staat bent op samenhangende wijze te zeggen dat je dood wilt.
Jammer om hier niet verder dan het eigen vakgebied te kijken en om van onwaarde te verklaren wat rechterlijke instanties daarover zeggen, zoals onder meer laatstelijk het Medisch Tuchtcollege in Den Haag door wie het belang van een schriftelijke wilsverklaring ten volle wordt onderstreept.
Het is inderdaad een feit dat veel artsen niet bereid zijn euthanasie toe te passen op iemand die niet meer kan zeggen dat hij dood wil. En dat recht hebben zij. Als wij in de schoenen van een arts zouden staan, zouden ook wij er grote moeite mee hebben iemand wiens mentale functies hem zijn komen te ontvallen en die niet meer kan bevatten wat er met hem gebeurt, de dodelijke injectie te geven.
Is het dus een feit dat veel artsen euthanasie bij zware dementie weigeren, feit is evenwel ook dat de wet het tegenovergestelde beoogt: de schriftelijke wilsverklaring is immers mede bedoeld om iemand die niet meer op samenhangende wijze kan zeggen dat hij dood wil, te besparen dat hij gedwongen wordt om met uitgevallen cognitieve vermogens door te modderen wanneer hij voor zichzelf, in een staat dat hij het nog wel samenhangend kon zeggen, heeft uitgemaakt dat hij in een dergelijk doormodderen geen zin heeft.
Artsen die bereid zijn gehoor te geven aan waarvoor de wet is bedoeld, past diep respect en het is geen goede zaak dat zij door artsen die – met alle begrip daarvoor – hun persoonlijke barricades zwaarder dan de wet laten wegen, in een kwaad daglicht worden gesteld.
Begrijpt u ons goed: er is niets op tegen dat een arts geen euthanasie op een zwaar dementerende wil toepassen maar waar wel iets op tegen is, is dat een arts op basis van persoonlijke barricades de wet gaat ondergraven.
NVVE heeft het gelijk aan haar zijde waar zij hier tegengas geeft door te wijzen op het nut dat een schriftelijke wilsverklaring wel degelijk heeft.
In de situatie dat je het nog wel kunt zeggen, kan de schriftelijke verklaring dienen als ondersteuning en verduidelijking van een mondeling verzoek om euthanasie. Zij heeft bovendien als voordeel dat zij als bewijs kan dienen voor de arts die zich achteraf voor het verlenen van euthanasie moet verantwoorden, en verder is zij van nut voor andere artsen die bij de euthanasie betrokken zijn.
En in de situatie dat je het niet meer kunt zeggen, kan je – als aan alle van toepassing zijnde zorgvuldigheidseisen is voldaan – op grond van de wet toch voor euthanasie in aanmerking komen. Het volstaat een dokter te vinden die bereid is zijn persoonlijke barricades aan jouw legitieme wens ondergeschikt te maken.
We kijken uit naar het moment waarop het zelfcorrigerend vermogen binnen de beroepsgroep van artsen aan de kruistocht tegen de schriftelijke wilsverklaring een einde maakt.
Miriam de Bontridder is raadsheer plv. bij het Gerechtshof Amsterdam tevens bestuurslid Stichting De Einder
Theo Matthijssen is gepensioneerd raadsheer bij het Gerechtshof Arnhem