De KNMG en voltooid leven

In de media gonsde het dat de KNMG mordicus tegen was. Waarop kwade tongen dat ‘nogal wiedes’ vonden omdat in de stervenshulpverlener van minister Schippers en de levenseindebegeleider van Kamerlid Dijkstra broodroof voor de artsen ligt besloten.

Volgens De Einder valt het met hoe artsen tegen voltooid leven aankijken niet al te zwaar tegen. En ook geven ze blijk van een genuanceerde en terechte kijk op hoe iemand die aan het leven lijdt of met vragen van zingeving wordt geconfronteerd, moet worden begeleid.

Ongeveer de helft van de artsen is bereid om hulp bij zelfdoding aan ouderen te verlenen voor zover er in enigerlei opzicht mede sprake is van medische problemen en slechts een kleine meerderheid (52 %) wijst hulp bij zelfdoding door andere hulpverleners dan artsen af. Daarnaast onderkennen artsen dat de problemen die ouderen ervaren voor een groot deel tot maatschappelijk oplosbare problemen te herleiden zijn en dat er slechts voor een kleine groep geen ander alternatief dan de dood is.

Tot zover kan De Einder de KNMG volgen. Waar zij de KNMG niet meer kan volgen is in de redenering dat die kleine groep niet rechtvaardigt dat daarvoor speciale wetgeving komt: als ouderen dood willen gaan, kunnen ze toch versterven – aldus de KNMG.

De Einder betreurt dat dit de enige oplossing is die de KNMG aanreikt. Een oudere die stopt met eten en drinken zal en moet door een arts in zijn proces van versterving worden ondersteund; waarom een oudere een dergelijke moeizame weg laten afleggen als er meer mensvriendelijke wegen zijn om hem achter zijn leven een punt te laten zetten? Waarom een arts de plicht opleggen wekenlang mondschimmel en andere ziekteverschijnselen die met versterving samenhangen te bestrijden in plaats van zijn patiënt een drankje te verstrekken zodat hij in een beperkt aantal tellen zachtjes weg kan glijden zonder met hardhandige middelen over een lange periode zijn lichaam kapot te moeten maken?

De Einder kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de KNMG er zich niet goed raad mee weet dat de mondige oudere van tegenwoordig geen boodschap meer heeft aan de bevoogdende allures die hier en daar nog aan de beroepsgroep van artsen kleven.

Hoe kijkt een beroepsgroep tegen iets aan? Door het vanuit een subjectieve benadering in te kleuren (mag je zeggen: ‘beroepsdeformatie’?). De KNMG haalt de definitie van Huber over gezondheid aan, namelijk “het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven”. De KNMG laat daarop volgen: “Zo beschouwd zijn mensen die een langdurige doodswens hebben omdat zij lijden aan het leven zonder dat zij medische klachten hebben mogelijk niet gezond, maar juist ziek omdat zij zich niet meer kunnen of willen aanpassen aan hun veranderde situatie.”

Nogmaals: hoe kijk je tegen iets aan? De ervaring van De Einder is dat het merendeel der ouderen die bij haar aanklopt zich gesteund door de definitie van Huber oergezond voelt: zij beschikken over het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven. Zij zetten de zeilen naar de wind, zij aanschouwen hun veranderde situatie en passen zich daaraan aan door in eigen regie van meer hedendaagse modernere en humanere methoden dan stoppen met eten en drinken gebruik te maken.