Niemandsland
‘Niemandsland Eerste voltooid leven roman’ luidt de volledige titel van het boek van Wouter Beekman dat dit jaar verschenen is. Wat bedoelt hij met ‘niemandsland’ en wat met ‘voltooid leven’? Vindt hij het te stil geworden rondom de vrijheid van sterven zoals hij in een interview met NVVE te kennen gaf?
Volgens Van Dale is niemandsland het tussengebied dat geen der tegenover elkaar staande legers het hunne kunnen noemen. En dat klopt aardig met wat Wouter Beekman ermee bedoelt. In zijn gelijknamige roman heeft hij aan de veeltakkige opinies die in het maatschappelijk debat over voltooid leven worden ingenomen, personages gekoppeld die elk hun onwrikbare posities innemen.
De thematiek draait rond een levenseindeconsulent die van een bejaarde hulpvrager zonder toegang tot internet het verzoek ontvangen heeft om voor hem online een dodelijke hoeveelheid in Nederland verboden euthanatica op internet te bestellen. De hulpvrager in kwestie beschouwt zijn leven als voltooid. En onder ‘voltooid’ verstaat hij dat zijn leven zinloos is geworden: ‘Ik ben mijzelf aan het overleven’, ‘Neen, […], voor mij gaat het niet om eenzaamheid’, ‘Ik zit mijn dagen uit. Die zinloosheid holt me uit. Ik ben eigenlijk altijd moe. De wereld zegt mij eigenlijk niet meer zoveel. Ik raak los van de wereld. Wat moet ik daar nog? Wat moet die wereld nog met mij?’.
Voltooid leven is dus in Niemandsland ‘als zinloos ervaren leven’. Met zijn nieuwe partner bespreekt het hoofdpersonage wat ‘een leven met zin’ betekent. Dat is voor hem een leven dat als een reis met een bestemming beschouwd kan worden. ‘Of we die bestemming zullen bereiken weten we niet. Maar die bestemming geeft richting aan onze reis. Het is het doel, het geeft de reis zin. […]. Gelovige mensen ontlenen hun levensdoel aan hun religie. Je zou dat een kant-en-klare utopie kunnen noemen. Anderen ontwikkelen hun utopie tijdens hun leven. Op hun levenspad komen ze dingen tegen. Daaruit kiezen ze dat wat hen erg aanspreekt en wat het eigenbelang overstijgt. Daar gaan ze zich voor inzetten en zo worden dat levensdoelen’.
Voor de bejaarde hulpvrager die zich tot de levenseindeconsulent heeft gewend, zijn er geen levensdoelen meer. Zijn accu is leeg en geraakt niet meer opgeladen. Wat hij wil is het leven uitglijden zoals hij er is ingegleden. Maar uit het leven glijden met hetzelfde gemak als waarmee hij er is ingegleden, daartegen heeft de maatschappij obstakels opgeworpen. Wil de levenseindeconsulent hem helpen die obstakels uit de weg te ruimen? Ja, dat wil de levenseindeconsulent.
Wanneer hij om die reden voor de rechter staat, luidt het pleidooi van zijn advocaat aldus: ‘De officier heeft gezegd dat de wet onverkort gehandhaafd dient te worden. Ze wijst een beroep op burgerlijke ongehoorzaamheid af. Dat vind ik te kort door de bocht. Ik herinner u eraan dat euthanasie destijds in de praktijk is ontwikkeld. Moedige artsen deden wat ze nodig vonden en moedige rechters accepteerden dat onder voorwaarden. Zo ontstond de Nederlandse euthanasiepraktijk. Pas ruim twintig jaar later vonden politici de moed dit in een wet vast te leggen. Waarom, zo vraag ik de rechtbank, waarom zou de weg van burgerlijke ongehoorzaamheid niet evenzo kunnen leiden tot jurisprudentie over een werkbare praktijk van hulp bij zelfdoding door anderen dan artsen?’.
Hetgeen ertoe noopt een antwoord klaar te hebben op de vraag wat een werkbare praktijk van hulp bij zelfdoding door anderen dan artsen kan zijn. Daarover is nagedacht.
Wat de levenseindeconsulent voorstaat is een tweede weg, de weg van zelfeuthanasie naast de weg van artseneuthanasie. Tijdens een wandeling langs de IJssel heeft hij het aan zijn dochter uitgelegd. De weg van artseneuthanasie is deze waarin het lijden centraal staat: mensen kunnen hun lijden niet meer verdragen en kiezen daarom voor de dood. De weg van zelfeuthanasie is deze waarin niet het lijden moet stoppen maar het leven omdat het leven geen zin meer heeft. ‘Die weg gaat uit van zelfbeschikking. Bij deze weg gaat het om zorgvuldige zelfdoding: de mens die wil sterven voert zijn zelfdoding in eigen regie uit. Dat is zijn existentiële keuze. Die weg heeft niets met ziekte en dus niets met artsen te maken. […].
Het probleem bij de tweede weg is het dodelijke middel dat daarbij nodig is. […]. Niemand wil dat dodelijke middelen vrij verkrijgbaar zijn. Dat zou immers tot maatschappelijk onaanvaardbare toestanden kunnen leiden. Ter wille van de maatschappelijke zorgvuldigheid moeten er dus voorwaarden worden verbonden aan de toegang tot dodelijke middelen. Wat mij betreft gaat het om de volgende voorwaarden: de persoon is wilsbekwaam, hij ziet geen enkel redelijk levensperspectief meer, hij neemt een vrijwillig en weloverwogen besluit over zijn zelfdoding. Als iemand aan die voorwaarden voldoet, moet hij een dodelijk middel kunnen kopen.’.
Behalve voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om voor een dodelijk middel in aanmerking te komen, zijn er in de visie van de levenseindeconsulent, ook voorwaarden waaraan moet zijn voldaan door de persoon die toetst of iemand aan de voorwaarden voldoet om een dodelijk middel te kunnen kopen.
In een interview met een journalist naar aanleiding van het proces dat tegen hem aanhangig gemaakt is, legt hij het aldus uit: ‘Ik vind dat zorgvuldige en toetsbare hulp bij zelfdoding niet strafbaar hoort te zijn. Ik zie zulke hulp als een daad van barmhartigheid, niet als een misdaad. Artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht dient daarom anders te worden toegepast. […]. Dat artikel stamt uit een ver verleden. De huidige maatschappij is totaal anders. Mensen van nu willen zelf over hun leven kunnen beschikken. Staat en kerk staan daarbuiten. Rechters kunnen in hun uitspraken voorwaarden verbinden aan zorgvuldige en toetsbare hulp bij zelfdoding. Wanneer aan die voorwaarden wordt voldaan, gaat de persoon die stervenshulp heeft verleend vrijuit. Op die manier kan de wet anders worden toegepast. Zo ontstaat een tweede legale weg naar de zelfgekozen dood.’.
Wat de voorwaarden zijn waaraan de persoon die een dodelijk middel wil kopen, moet voldoen en wat daar op tegen is, heeft de auteur zijn personages laten invullen. Gemist wordt een personage dat aanleunt tegen de visie die De Einder in dit verband inneemt. Behalve de voorwaarden die de auteur noemt – en die bij De Einder zijn ondergebracht onder de voorwaarde dat de gegadigde voor een dodelijk middel daarvoor niet in aanmerking komt wanneer hij (nog) niet alle consequenties van zijn zelfdoding overziet (lees wanneer hij of zij tot een ander besluit zou zijn gekomen als het totaalplaatje in kaart zou zijn gebracht) – dient in de visie van De Einder ook de voorwaarde te gelden dat de gegadigde voor het euthanaticum met zijn/haar zelfdoding geen onevenredige schade aan nabestaanden toebrengt. Van de personages die Wouter Beekman ten tonele voert, ontbreekt het personage dat zich behalve over de hulpvrager, tevens over diens nabestaanden bekommert.
Eveneens gemist wordt een uitwerking van wat zorgvuldige en toetsbare hulp bij zelfdoding inhoudt. In de visie van De Einder moet worden toegewerkt naar een allround opleiding voor levenseindeconsulenten waarbij behalve grip op en ervaring met existentiële vraagstukken, ook medische/toxicologische/farmacologische kennis een vereiste is. Naast een inhoudelijke uitwerking van wat zorgvuldige hulp bij zelfdoding behelst, dienen er ook procedurevoorschriften uitgewerkt te worden die toelaten de verstrekte levenseindebegeleiding op zorgvuldigheid te toetsen. Kan daar wat dieper worden op ingegaan?
Een en ander neemt niet weg dat Wouter Beekman met zijn ‘Eerste voltooid leven roman’ vrij compleet over vrijheid van sterven is geweest. Het vraagt om een tweede roman. Hij mag opnieuw ‘Niemandsland’ heten. In Niemandsland bevinden zich diegenen met een voltooid leven. Die aan een arts of een levenseindeconsulent vragen ‘om hen over de grens tussen leven en dood te brengen. Om met hen het niemandsland tussen leven en dood te doorkruisen’, aldus de arts die niet thuis wilde geven toen de bejaarde hulpvrager haar om euthanasie verzocht. Voor de plek waar zij leven wier leven in hun beleving geen zin (meer) heeft en waar maatschappelijke obstakels belemmeren om dat als zinloos ervaren leven te beëindigen, heeft ook de bevriende jurist die met de levenseindeconsulent ooit samen in een raad van toezicht heeft gezeten, de metafoor ‘niemandsland’ bedacht: een ontoegankelijk oorlogsgebied dat aan geen der vechtende partijen toebehoort en waarbij elkeen zich ingegraven heeft in zijn eigen gelijk zodat degene die het aanbelangt het nakijken heeft.