Samen sterven

Ouderen overwegen steeds vaker om samen uit het leven te stappen. Bij de stervensbegeleider die zij daarvoor benaderen, vergt dit behoedzaamheid. Niet om te betuttelen maar om te voorkomen dat de een onder te ver gaande druk van de ander handelt.

Met het oog op de publicatie van de artikelen “Euthanasie onder het vergrootglas de wens om samen te sterven groeit” en “Ik wil geen examen doen om dood te gaan” heeft Henk van Ingen aan De Einder de vraag voorgelegd hoe wordt aangekeken tegen verzoeken om begeleiding bij duo-euthanasie, d.i. de wens van een partner om samen met zijn wederhelft met behulp van vreedzame middelen uit het leven te stappen.

Het antwoord is geweest dat onze eerste reactie er één is van grote behoedzaamheid omdat ons blijkt dat daar met regelmaat verzoeken tussen zitten waarbij er geen uitgebalanceerde wederzijdse afhankelijkheid is en een der partijen een druk op zijn wederhelft uitoefent waaraan die wederhelft moeilijk weerstand kan bieden. Veelal gaat het hier om onbedoelde druk die in een jarenlange relatie een vanzelfsprekendheid geworden is. Het koppel zelf is zich er niet meer van bewust dat één van hen om welke reden dan ook meer dan de ander zijn/haar invloed laat gelden, bijvoorbeeld omdat hij/zij zich veel duidelijker of gemakkelijker over de eigen wensen en behoeftes kan uitdrukken.

Soms blijkt meteen al uit de formulering van een van een koppel afkomstige hulpvraag dat er daarbij één persoon is die de lead heeft en de ander daar gehoor aan geeft zonder dat zijn of haar verlangens ook maar eenmaal boven tafel komen. Soms wordt gaandeweg een gesprek zichtbaar dat de rollenverdeling tijdens het huwelijk/partnership altijd al zo geweest is dat de een zich naar de ander schikt. Daar heeft De Einder geen oordeel over; dat is de manier waarvoor het koppel gekozen heeft zijn relatie vorm te geven. Maar soms gaat het ook te ver.

Zo gebeurde het een keer dat een dochter van een donerend echtpaar De Einder benaderde met het verzoek om naar haar ouders geen nieuwsbrieven meer te sturen omdat haar moeder haar vader gek maakt met een beroep op de afspraak die zij ooit gemaakt hebben om samen dood te gaan. “Mijn moeder wil niet verder, en als kinderen hebben we er vrede mee dat zij allebei over de middelen beschikken om er uit te stappen, maar mijn vader is nog lang niet uitgeleefd en we zien hem kapot gaan aan zijn moreel besef dat hij met haar mee moet gaan. Hij kan dat aanhoudend beroep van haar op hem niet aan, dus hij is dan ook kwaadschiks van plan om het te doen en dat is de schuld van al die right to die bewegingen”.

In gevallen waarbij van een dergelijke druk blijkt, zullen de consulenten van De Einder meer dan gebruikelijk bedacht zijn op (veelal) stilzwijgende signalen van een wederhelft die er op wijzen dat hij/zij t.a.v. zijn/haar partner om tegengas verlegen zit. Alsdan is het aan de consulent om hem/haar bij het geven van tegengas te steunen. Dat is geen betuttelen, maar getuigt van goed hulpverlenerschap.

Van een andere orde is de situatie waarbij een der partners in aanmerking komt voor euthanasie en de andere partner niet alleen wil achterblijven. Eveneens van een andere orde is de situatie waarin een der partners in aanmerking komt voor euthanasie en hij/zij de andere partner uit bezorgdheid niet alleen wil achterlaten.
De relevante vragen van de consulent zijn hier:
Waarom wil iemand niet alleen achterblijven, speelt hier anticipatie op het verlies en de rouw een rol?
Waarom wil iemand de ander niet alleen achterlaten, houdt dit verband met het besef dat de ander het alleen niet redt? – een situatie die zich regelmatig aandient bij terminale partners die als enige mantelzorger voor hun demente wederhelft zijn overgebleven.
Ook: zit de onevenwichtige afhankelijkheid al jarenlang in de relatie ingebakken en hebben beide partners daar vrede mee? Vóelt de achterblijvende partner zich alleen niet tegen het leven opgewassen of is hij/zij daadwerkelijk zonder zijn/haar partner niet tegen het leven alleen opgewassen, bijv. doordat de achterblijvende partner een toekomst van grote afhankelijkheid van “vreemden” voor zich ziet en dat niet wil meemaken?
Het helder krijgen van de overwegingen waarop de wens van het echtpaar is gebaseerd om samen te sterven, is essentieel in een weloverwogen keuzeproces en hoort tot de kerntaken van de consulent.

Wanneer een echtpaar met een gezamenlijke doodswens bij De Einder aanklopt, wordt het ook tot de taak van de consulent gerekend om vragen te stellen die met de achterblijvende kinderen en kleinkinderen verband houden. Die verliezen immers in een klap beide (groot)ouders waarbij daarbovenop speelt dat het om een welbewuste eigen keuze van die (groot)ouders gaat. Hoe vertalen zij dit signaal? Hoe zullen (klein)kinderen ermee omgaan dat hun (groot)ouders er opeens samen niet meer zijn? Welke boodschap voor het leven halen zij uit een dergelijke ingrijpende gebeurtenis?
Uiteraard zijn voor hen die achterblijven alle met de duo-euthanasie samenhangende omstandigheden van belang. Dat (groot)ouders die negentig jaar geworden zijn, uit het leven stappen, valt gemakkelijker te begrijpen dan wanneer het (groot)ouders betreft voor wie de pensioengerechtigde leeftijd nog maar kortgeleden is aangebroken. De ervaring wijst uit dat hierover het gesprek met een consulent aangaan, veelal uitmondt in een gesprek tussen (groot)ouders en (klein)kinderen waarbij wederzijds begrip ontstaat.