Legale pil van Drion beëindigt onrust

Miriam de Bontridder

Juist de wetenschap dat men zelf de regie houdt, spoort aan tot leven. Maak de pil van Drion legaal, betogen Miriam de Bontridder en Hein Mijnssen in een opinieartikel in De Volkskrant

Ga naar de website van de Volkskrant om hun oproep over het legaliseren van de pil van Drion te lezen.

F.H.J. Mijnssen

F.H.J. Mijnssen is hoogleraar burgerlijk recht en raadsheer bij de Hoge Raad geweest vanaf 1986 tot aan zijn pensionering in 2002.

Miriam de Bontridder is raadsheer plv bij het Gerechtshof Amsterdam en voormalig bestuurslid Stichting De Einder.

Op 7 december 1991 heeft het NRC een interview geplaatst dat Frits Abrahams van Huib Drion heeft afgenomen naar aanleiding van diens eerder op 19 oktober 1991 in het NRC verschenen artikel met als titel “Het zelfgewilde einde van oude mensen”.

Huib Drion was hoogleraar burgerlijk recht die in 1969 zijn hoogleraarschap heeft neergelegd om lid te worden van de Hoge Raad tot hij in 1984 met pensioen is gegaan.

Gevraagd naar het waarom van een pleidooi ‘voor een middel waarover oude mensen konden beschikken om op aanvaardbare wijze uit het leven te stappen op het moment dat hun dat – gezien wat het leven hen nog te bieden heeft – passend voorkomt’, heeft Drion aangevoerd dat het bezit van zo’n middel de oudere mens rust zou geven.

Met name door relatief jonge woordvoerders van de Christelijke partijen wordt het bezit van een dergelijke pil onwenselijk geoordeeld omdat het stigmatiserend zou werken voor de oudere mens die zonder nog maatschappelijke relevantie te hebben, toch niet uit het leven wil stappen. Dat argument speelde ook al in de tijd dat Drion de wenselijkheid ter sprake bracht van het desbetreffende middel.

Drion maakte toen de navolgende wijze observatie in dagblad Trouw van 25 februari 1995 die er op neer komt dat de ene generatie niet voor de andere moet spreken: “Ik herinner me nog een discussie in een gezelschap van een stuk of honderd mensen (meerderheid bejaard), waarbij een vrouw van een jaar of 45 in een helder en bewogen betoog op de hiervoor genoemde gevaren van mijn voorstel had gewezen. Nadat zij had gesproken, stelde een oude dame zich achter de microfoon op en zei iets in deze trant: ‘Ik vind het best mooi wat we zojuist gehoord hebben, maar ik zou toch wel graag zo’n pil willen hebben.’. Applaus bij vele grijze en witte hoofden”.

Geen angst dat een wet op voltooid leven tot meer sterfgevallen zal leiden

Catharina Vasterling

Voor de groep die ‘rust’ wil is de wet op voltooid leven buitengewoon prettig want dan hoeven ze geen illegale dingen meer te doen om de dodelijke middelen in huis te krijgen. En voor die enkeling die ‘acuut dood’ wil is het een mogelijkheid om daarover te mogen praten en op een legale wijze eventueel het voornemen tot uitvoer te brengen.

Met het verschijnen van het onder leiding van Els van Wijngaarden uitgebracht rapport “Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ziek zijn” staat het thema voltooid leven weer volop in de belangstelling. Wat eveneens meespeelt is de aankondiging van Pia Dijkstra dat zij met haar initiatiefwet voltooid leven doorgaat.

Aan een en ander heeft de EO in NieuwLicht op 2 februari 2020 een uitzending gewijd. In dat kader werd eveneens Catharina Vasterling, adviseur consulentenaangelegenheden bij De Einder geïnterviewd.

Op de website van Nieuwlicht kunt u een fragment van dat interview bekijken en ook kennis nemen van een aantal quotes die degenen die bij De Einder aankloppen, zullen aanspreken.

Waaronder ook de navolgende ferme standpuntbepaling:

“Het is fijn om een andere samenleving te creëren, maar ik geloof niet dat dat op korte termijn gaat gebeuren. En laat de mensen die tussen wal en schip vallen dan in de tussentijd niet aan hun lot over. Je laat de mensen in de kou staan als je zegt dat de maatschappij moet veranderen.”.

Zelfs Els van Wijngaarden die met name in verandering van het maatschappelijk bestel de oplossing ziet waarmee mensen met een doodswens tegemoet moeten worden gekomen, schrijft in een slotparagraaf waarin ‘aandachtspunten voor beleid’ worden opgesomd het volgende: “Tegelijkertijd is het belangrijk om te onderkennen dat doodswensen en het existentieel lijden dat daaraan ten grondslag ligt, niet altijd oplosbaar zijn.”.

Inderdaad, waar door betere sociale zorg de existentiële problemen die ouderen ervaren, kunnen worden opgevangen, dient het streven daarop gericht te zijn, evenwel is het naïef te veronderstellen dat sociale zorg volstaat om alle categorieën van existentieel lijden op te lossen. De categorieën van existentieel lijden die door Els van Wijngaarden worden onderscheiden, en die zij op uitermate indringende wijze in twee zeer lezenswaardige hoofdstukken heeft beschreven, zijn samen te vatten onder de noemers (i) verlies van verbinding, (ii) levensmoeheid, (iii) worstelen met verlies, (iv) eenzaamheid en (iv) ambivalenties in het leven met een doodswens. Deze vormen van existentieel lijden blijken in meer of in mindere mate aan ‘la condition humaine’ inherent te zijn en kenmerkend voor ‘la condition humaine’ is dat dergelijk existentieel lijden veelal niet ten goede valt te keren.

Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn

Wat valt op in de conclusies van het onderzoek dat het ministerie van VWZ heeft laten uitvoeren naar de grootte van de groep van mensen die buiten het toepassingsbereik van de euthanasiewet valt omdat aan hun doodswens geen of te gering medisch lijden ten grondslag ligt?

Minister de Jonge heeft n.a.v. de conclusies van de commissie Schnabel verder onderzoek gelast naar de problematiek van ouderen die hun leven voltooid achten. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden onder leiding van Els van Wijngaarden en heeft geresulteerd in een rapport genaamd ‘Perspectieven op de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn’ dat op 30 januari 2020 is verschenen.

Bij een niet geringe groep ouderen met een doodswens bestaat die wens vaak al een leven lang

Wat blijkt is dat bij een niet geringe groep ouderen de doodswens niet aan hun leeftijd gerelateerd is maar al veel langer bestaat. Daaromtrent wordt in het rapport het volgende opgemerkt: “Op basis van de data uit de vragenlijst valt niet te verklaren waar deze doodswens vandaan kwam, maar een eerdere kwalitatieve studie vond een verband met traumatische jeugdervaringen (Rurup, Pasman, et al., 2011). Deze bevinding lijkt haaks te staan op de gedachte dat de doodswens op hogere leeftijd ontstaat omdat het leven dan als ‘voltooid’ wordt beschouwd.”

Een vraag die hier op haar plaats is, is of er aan een doodswens die reeds uit de kinderjaren dateert altijd een trauma – of te wel lijden – ten grondslag moet liggen. Inderdaad kunnen traumatische jeugdervaringen tot een doodswens leiden maar niet iedere doodswens is gebaseerd op traumatische ervaringen. Kan een eenvoudige (deel-)verklaring niet zijn dat de ene mens met meer vitaliteit en levenskracht de wereld wordt ingeworpen dan de andere? Of is het een gekke gedachte dat er kinderen ter wereld komen waarvan het energielevel niet hoog genoeg is om de uitdagingen aan te gaan waarmee het leven hen confronteert? Simpelweg een vraag van geboren zijn met een volle of met een haperende dan wel een lege accu?

Beschikken over een zelfdodingsmiddel is de meest gekozen behoefte bij mensen met een doodswens

De cijfers in het rapport wijzen uit dat bij mensen met een doodswens hun grootste behoefte er niet in ligt dat een dokter of een levenseindeconsulent of een naaste hen helpt maar dat ze zelf over een zelfdodingsmiddel kunnen beschikken.

Inderdaad is niet verwonderlijk dat autonomie de meest nijpende behoefte is, maar daar valt wel als kanttekening bij te plaatsen dat mensen in hun wens om autonoom over hun dood te beslissen node een gesprekspartner missen om hun doodswens mee te delen. Opvallend is dat veel mensen die van plan zijn de laatste stap in hun leven er een van zelfdoding te laten zijn, nog altijd uit blijken te zijn op wederkerigheid. Diegenen die uiteindelijk hun doodswens met iemand bespreken, gaat het er in diepste wezen om dat zij zich door hun gesprekspartner begrepen weten en – liefst nog – dat deze er op de een of andere manier mee instemt.

Hoe omgaan met het sociaal taboe om een doodswens bespreekbaar te maken?

In het rapport valt te lezen: “Veel respondenten verlangden naar een wettelijke regeling, wat voor hen zou betekenen dat de doodswens beschouwd wordt als ‘iets gewoons’, ‘begrijpelijk’ of ‘gerechtvaardigd’. Ze ervoeren echter ook een sociaal taboe om te praten over hun doodswens en voelden zich in de steek gelaten door de maatschappij en regering (van Wijngaarden, Leget, & Goossensen, 2016).“.

De hiervoor geciteerde bevindingen sporen met de bevindingen van veel levenseindebegeleiders. Kunnen praten over de doodswens en daarin tegemoet gekomen worden met een reddingsmiddel in de vorm van een handleiding om een vreedzame dood te bewerkstelligen, geeft zoveel lucht dat de doodsobsessie regelmatig naar de achtergrond verdwijnt om in veel gevallen in een natuurlijke dood te eindigen.

De oplossing ligt dan ook voor de hand:

Zorg voor een aanbod van levenseindeconsulenten die als gesprekspartner kwalificeren en erken het recht op sterven. Onder ‘recht op sterven’ moet worden verstaan: het recht waarbij iemand met een doodswens die de gevolgen van het uitvoeren van die wens helemaal overziet en in het kader van de uitvoering met de gerechtvaardigde belangen van direct betrokkenen rekening houdt, toegang heeft tot een veilig en betrouwbaar middel dat een vreedzame zelfgekozen dood tot gevolg heeft of dat hij beroep op iemand kan doen die in zijn wens om vreedzaam te sterven, wil bewilligen.

De gesprekspartner over de dood

Onlangs heeft het Humanistisch Verbond De Einder als ‘de gesprekspartner over de dood’ in de schijnwerpers gezet. Geen vereiste is dat voor een gesprek een actieve doodswens moet bestaan. “De Einder, uniek in de wereld, helpt mensen met een doodswens. Niet alleen met voorlichting, maar ook met morele begeleiding. “Vaak ervaren mensen geen ruimte om over hun doodswens te praten. Wij zijn die gesprekspartner.”.

Ga naar de website van het Humanistisch Verbond om het interview met De Einder te lezen. En neem ook kennis van de andere artikelen op die website die vrijheid om over de eigen dood te beslissen, bepleiten.

Vrijheid om over de eigen dood te beslissen is een groot goed. Over de eigen dood beslissen kan en mag alleen de betrokkene, uitzonderingssituaties daargelaten. Steeds behoort het zelfbeschikkingsrecht voorop te staan. Niet genoeg kan het belang van een gesprekspartner daarbij benadrukt worden, niet om te sturen of ‘mee te beslissen’ maar om tot helderheid en uitkristallisatie van alle facetten te komen. Doodgaan doe je alleen maar eenzaam doodgaan valt te voorkomen door je van wederkerigheid verzekerd te weten.