U vraagt, wij draaien? Over de relatie tussen hulpvrager en consulent.

Als de dood lonkt omdat het leven als een kwelling zonder uitzicht op verandering wordt ervaren, dan is invoelbaar dat aanspraak op een recht op sterven wordt gemaakt. Voor diegenen die aan het leven lijden en elke voorgestelde remedie daartegen afwijzen, zou De Einder gaarne zien dat de wet een opening schept die van een recht op sterven vertrekt.

De maatschappelijke discussie daarover wordt thans volop gevoerd en het ziet er niet naar uit dat zij op korte termijn zal worden beslecht. Ondertussen doet De Einder wat wettelijk toegelaten is en continueert zij de praktijk die sinds haar oprichting in 1995 in gang is gezet: informatie verstrekken over humane methoden en middelen om uit het leven te stappen, over de uitvoerbaarheid van de desbetreffende methoden en over de toegankelijkheid van de desbetreffende middelen.

Gedurende twintig jaar heeft De Einder voor deze informatieverstrekking uitsluitend naar door haar ondersteunde, zelfstandig opererende consulenten doorverwezen. Met de komst in 2016 van zeven nieuwe consulenten, werd aan deze twintigjarige traditie een verruiming geboden: De Einder heeft het punt van de zakelijke informatieverstrekking zelf opgepakt en bij de consulent al het meerdere neergelegd. Zodra de hulpvrager aan meer dan pure informatieverstrekking behoefte heeft – lees: wanneer het hem om een uitwisseling van vragen of gegevens en dus om een ander er in te betrekken is te doen – brengt de casemanager van De Einder desgevraagd een verbinding tussen hulpvrager en consulent tot stand.

Dat heeft gevolgen voor de hulpvrager. Pure informatie zonder op intermenselijk contact beroep te doen, wordt hem zonder restrictie verstrekt in de vorm van een gestandaardiseerde antwoordmail die de casemanager hem naar aanleiding van zijn vraag toestuurt. Op basis van die ene gestandaardiseerde antwoordmail kan de hulpvrager toegang krijgen tot alle informatie die hij nodig heeft om niet in een mensonwaardige dood zijn heil te hoeven zoeken. Geen enkele bemoeienis met zijn persoonlijke problematiek behoeft de hulpvrager zich daarbij te laten welgevallen. Volstaat die ene gestandaardiseerde antwoordmail niet en wenst de hulpvrager meer dan dat – hij wil bijvoorbeeld in eerste instantie het gesprek met de casemanager aangaan om al dan niet in tweede instantie een beroep te doen op begeleiding door een consulent – dan heeft hij te accepteren dat de casemanager, en vervolgens de consulent, vanwege het beroep dat de hulpvrager met betrekking tot een zwaar beladen onderwerp op hem doet, zich in de specifieke situatie van de hulpvrager verdiept en intuned op de individuele context waarin de hulpvrager zich bevindt. Zonder dialoog is dat niet goed denkbaar.

Zodra we in het stadium van de dialoog zijn beland, ontstaat er een verbinding tussen hulpvrager en consulent, een relatie waarbij ze elkaar nodig hebben om bespreking van de vraag van de hulpvrager tot een voor beiden bevredigend einde te brengen. De consulent raakt betrokken bij de persoonlijke levenssfeer van de hulpvrager. En die persoonlijke levenssfeer is veelal een lijdenssfeer. Dat lijden laat geen enkele casemanager of consulent van De Einder onberoerd.

En hoewel het over het algemeen zo is dat hulpvragers die bij De Einder aankloppen het stadium voorbij zijn dat zij een andere uitweg dan de dood voor hun lijden wensen, meestal is en blijft er bij degene tot wie de hulpvrager zich adresseert een sprankeltje hoop iets anders voor de hulpvrager te kunnen betekenen dan hem helpen met de dood.

Het is voor de consulent noodzakelijk dat hij kan begrijpen – in de zin van ‘verstehen’ – vanuit welke visie, gevoelens, achtergronden, normen en waarden, kortom vanuit welke kijk op het leven de doodswens van de hulpvrager ontstaan is en dat vervolgens vanuit dat ‘verstehen’ de doodswens van de hulpvrager voor de consulent invoelbaar is. ‘Begrijpen’ en ‘invoelen’ vereisen niet dat de consulent onder dezelfde omstandigheden tot dezelfde wens zou komen, het vereist wel dat hij, door de ogen van de hulpvrager kijkend, diens kijk op zijn leven en de doodswens die daarvan deel uit maakt, kan plaatsen.

En als de consulent, op basis van wat het intermenselijk contact met de hulpvrager hem leert, het intuïtieve dan wel rationele dan wel ethische dan wel professionele oordeel is toegedaan dat er nog andere alternatieven dan de dood moeten worden onderzocht, dan zal de consulent het noodzakelijk vinden de hulpvrager daarmee te confronteren. Dat is inherent aan het aangaan van een dialoog. De kijk die de hulpvrager op zijn leven heeft, komt in die dialoog ter sprake en brengt mee dat de consulent daar ook een kijk op krijgt en zich daarover een tegenover de hulpvrager te ventileren visie ontwikkelt.

Bij De Einder betrokkenen worden er in onderwezen dat het zelfbeschikkingsrecht voorop staat en dat de verantwoordelijkheid voor leven en dood berust bij diegene om wiens leven en dood het gaat. Als de hulpvrager uit het leven wil stappen, dan is dat zijn autonome keuze en ook zijn verantwoordelijkheid. Maar die toekenning van verantwoordelijkheid en autonomie aan de hulpvrager kent ook zijn keerzijde: als de hulpvrager een ander benadert om hem daarin te steunen, dan is het geheel en al de verantwoordelijkheid en autonomie van die ander om uit te maken of hij vanuit zijn eigen kijk op leven en dood (kortom vanuit zijn ethisch waardenkader) de gevraagde steunverlening kan verlenen.

Tussen de verzoeken om steunverlening die De Einder ontvangt, bevinden er zich ook waarbij de hulpvrager van meet af aan aankondigt dat zijn persoonlijke situatie de casemanager of consulent niet aangaat en waarbij hij op hoge toon van hen eist om hem bij zijn informatiebehoefte om uit het leven te stappen, zonder meer en wel meteen ter wille te zijn. Het terechte effect van dergelijke verzoeken op casemanager of consulent is dat zij zich ‘over zich heen gewalst’ en in hun eigenheid (of noem het ‘autonomie’) miskend gevoelen. Wie van de ander vergt dat deze hem in zijn eigenheid c.q. autonomie erkent, dient ook te accepteren dat de ander hetzelfde van hem vergt.

Uitwisseling van vragen, gedachten, gevoelens, opvattingen, twijfels en wat voor andere expressies nog meer die levensbeëindiging tot onderwerp hebben, vindt niet plaats aan de lopende band. Het is geen bulkwerk en mag dat ook nooit worden. Bij casemanager en consulenten van De Einder is van persoonlijk engagement sprake en wordt mentaal en gevoelsmatig in de hulpvrager geïnvesteerd. Een dergelijke vergaande wederkerigheid wordt van de hulpvrager niet verwacht maar wat wel van hem wordt verwacht is dat hij de bij De Einder betrokkenen niet met het motto ‘Ik vraag, u draait’ om de oren slaat. Daar leent nu eenmaal de aard van de problematiek rond vragen over leven en dood zich niet voor.

Over hulp bij zelfdoding door dierbaren (uitspraak Hoge Raad Heringa)

De Hoge Raad heeft het licht op rood gezet wat betreft hulp bij zelfdoding door dierbaren. Zijn uitspraak d.d. 14 maart 2017 in de Heringa zaak richt de schijnwerpers op twee belangrijke punten. Allereerst dat de zorgvuldigheidseisen waaraan artsen moeten voldoen naar analogie en misschien zelfs a fortiori voor niet-artsen gelden. Ten tweede dat zorgvuldigheid niet volstaat: er moet tevens van hoogst bijzondere omstandigheden sprake zijn vooraleer een dierbare zich er op kan beroepen dat hij zich in een dusdanige noodtoestand bevond dat hij niet anders kon dan bij de zelfdoding behulpzaam zijn.

De kier om daarmee als niet-arts gehoor te geven aan een verzoek van een dierbare om de uitvoering van zijn zelfdoding in praktische zin te faciliteren is daarmee in cassatie nog kleiner geworden dan de kier die in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem was opengelaten.

Met een beroep op de geschiedenis van de euthanasiewet komt de Hoge Raad tot de conclusie dat deze uitsluitend ruimte geeft aan artsen om euthanasie te bewerkstelligen.

En nog verder dan deze constatering gaat de Hoge Raad.

Aangeknoopt wordt bij de parlementaire stukken waar staat dat het besluitvormingsproces rond euthanasie een “zaak is van arts en patiënt samen. Juist waar het gaat om de afweging of aan de voorwaarden is voldaan waaronder euthanasie mogelijk is, in het bijzonder de vraag of er voor de patiënt geen andere uitweg meer is, achten wij de samenspraak tussen arts en patiënt van groot belang. De in deze eis tot uitdrukking komende samenspraak laat overigens de zelfstandige beslissing van de arts, en diens uitsluitende verantwoordelijkheid voor de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding, onverlet.”.

Benadrukt wordt tevens dat strikt vastgehouden moet worden aan het door de wetgever geschapen bijzonder stelsel van zorgvuldigheidseisen “dat ertoe strekt de juiste balans te waarborgen tussen enerzijds het belang van persoonlijke autonomie van mensen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden, en anderzijds de plicht van de overheid tot bescherming van het leven van individuele burgers.”.

En de conclusie die volgt is dat nu er momenteel een maatschappelijk en politiek debat wordt gevoerd over levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, de rechterlijke macht daarop niet vooruit mag lopen en terughoudendheid moet betrachten bij het honoreren van een beroep op noodtoestand door een niet-arts die aan een dierbare strafbare hulp bij zelfdoding heeft verleend.

Wat De Einder hierop te zeggen heeft, is het volgende.

Iemand die een beroep op een ander doet om zijn leven te beëindigen, heeft de eigen verantwoordelijkheid en het morele – en in voorkomend geval het professionele – oordeel van die ander te respecteren. In die zin is juist om de samenspraak tussen arts en patiënt van groot belang te achten en aan de arts een zelfstandige beslissing toe te kennen.

Er is echter niet alleen de zelfstandige beslissing van de arts; er is ook de zelfstandige beslissing van het individu. De overheid heeft de uitvoering van de zelfstandige beslissing van het individu dat voor een vrijwillige levensbeëindiging kiest, aan banden gelegd door de sleutel van de medicijnenkast bij de arts te leggen. Waar de overheid beperkingen ten aanzien van de zelfstandige beslissing van het individu heeft ingebouwd, ligt het op haar weg deze los te laten wanneer de situatie er om vraagt. De situatie bij Moek Heringa was volgens De Einder van dien aard dat haar individuele wens om te sterven behoorde te prevaleren boven de algemene plicht van de overheid om het leven van individuele burgers te beschermen.

Een afgeleide van de plicht van de overheid om het leven van individuele burgers te beschermen is de plicht van de overheid om ongerechtvaardigd lijden van individuele burgers te voorkomen. En dit geldt des te meer als hun ongerechtvaardigd lijden mede wordt veroorzaakt door beperkingen die de overheid zelf heeft ingebouwd. De afgeleide plicht van de overheid brengt mee dat wanneer het overheidsapparaat daarop niet is toegerust, het gerechtvaardigd kan zijn om andere hulpwegen niet te verbieden, vooropgesteld dat daarbij aan strikte zorgvuldigheidseisen wordt voldaan.

De overheid heeft geen remedie tegen existentieel lijden. Als niet de overheid daarvoor een oplossing kan aandragen, dan moet toelaatbaar zijn om dat buiten overheidsverband te doen. Aan iemand die existentieel lijdt en zelf geen uitvoering meer kan geven aan zijn wens om dood te gaan, mag geen hulp worden onthouden. En als geen arts die hulp wil bieden dan mag van een dierbare niet worden gevergd dat hij passief het lijden van zijn medemens aanziet. Dat zou een aanslag betekenen op wat de mens meest menselijk maakt: dat hij het lijden van de ander tot het zijne maakt.

De Hoge Raad vroeg het hof ‘s-Hertogenbosch om opnieuw te beoordelen of er zich ten aanzien van Albert Heringa bijzondere omstandigheden voordeden die toelaten zijn beroep op noodtoestand te honoreren. Ja, die bijzondere omstandigheden zijn er. Als je in de situatie komt dat het lijden van de ander het jouwe wordt, dan mag je de ander bijstaan in zijn diepste wens die hij zelf niet meer kan bewerkstelligen maar waar jij nog wel iets voor hem kunt betekenen, hoeveel pijn jou dat ook doet.

Handelen in noodtoestand, zo overweegt de Hoge Raad, betekent “dat de pleger van het feit, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling tegenstijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende heeft laten prevaleren.” Mocht van Heringa worden gevergd dat hij verzet had geboden aan elke vezel in hem die instinctief schreeuwde om Moek te helpen? Zou dat niet betekenen dat daarmee van hem wordt gevergd dat hij datgene loslaat wat hem tot mens maakt?

‘Er is zó veel moed nodig om je leven te beëindigen’

Artikel uit de Volkskrant, 22 februari 2017

Een ‘levenseindebegeleider’ heeft een belangrijke rol in de voorstellen van het kabinet en D66 voor regulering van zelfeuthanasie bij een voltooid leven. Consulent Catharina Vasterling (71) vertelt over de toenemende vraag naar hulp bij zelfdoding in haar praktijk.

 

Catharina Vasterling

Catharina Vasterling

‘Noem mij alsjeblieft geen levenseindebegeleider,’ zegt Catharina Vasterling met haar vriendelijke oogopslag, ferm. Ze vindt deze benaming van een nieuw beroep-in-wording betuttelend en principieel onjuist. Of er een wet voor hulp bij zelfeuthanasie komt of niet, de regie over een zelfgekozen dood behoort in handen te zijn én blijven van de persoon met een doodswens, vindt zij. De blik van de speciaal opgeleide begeleider die minister Schippers en D66 voor ogen hebben, hoort niet alleen op het ‘einde’ gericht te zijn. Want, merkt Vasterling, niet iedereen met een diepe wens te sterven bij een ‘voltooid leven’ voegt de daad bij het woord. ‘Daarvoor moeten zij vaak nog veel drempels overwinnen. Ik schat dat een op de vijf uiteindelijk daadwerkelijk de stap zet.’

Dat percentage klopt, zegt Miriam de Bontridder, juridisch adviseur van stichting De Einder, die bij het interview aanwezig is. De Einder is een van de drie organisaties in Nederland die steun verlenen bij een zelfgekozen dood aan mensen die niet in aanmerking komen voor euthanasie. Hulp bij zelfdoding is nu alleen toegestaan als een arts constateert dat er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden door een opeenstapeling van somatische en psychische klachten. Afgelopen jaar klopten ruim drieduizend personen met een doodswens aan bij De Einder. Voor een gesprek verwijst de stichting naar consulenten. Zoals zelfstandig psychotherapeut Catharina Vasterling uit Amsterdam.

Wie kloppen er bij u aan?

‘Oudere echtparen en alleenstaanden, van jongvolwassen tot bejaard. Bij ouderen speelt niet altijd een dringende doodswens. De meeste willen voorbereid zijn op het moment dat ze door ouderdom en gebreken afhankelijk worden. Dementie en opname in een verpleeghuis zijn redenen om niet verder te willen leven. Ze willen tegen die tijd het lot in eigen hand kunnen nemen en vragen hoe ze dat moeten regelen.
‘Ook leeft bij deze groep sterk dat ze anderen niet willen belasten met intensieve zorg en moeilijke beslissingen daarover. Kinderen noch hun huisarts, met wie ze vaak een langdurige en goed band hebben. Oudere echtparen met een gezamenlijke doodswens zijn vaak zo innig met elkaar verbonden dat een leven zonder de ander ondenkbaar is. Dat moment willen ze voor zijn door er tegelijk uit te stappen. Dat lijkt romantischer dan het is. Een van beiden staat vaak op de rem.

‘Ook krijg ik cliënten met een ernstige vorm van autisme of een psychiatrische aandoening als schizofrenie. Ze zijn wanhopig omdat zij weten nooit normaal te kunnen functioneren. Wie last heeft van psychoses, verliest na elke aanval een deel van zijn intelligentie en autonomie. Sommigen kunnen zo’n aftakelingsproces niet meer aan. En er zijn ook mannen en vrouwen die door hun lot en persoonlijkheid zó onveilig in het leven staan dat zij het leven niet meer aandurven.’

Hoe voert u zo’n gesprek?

‘Mijn eerste vraag aan de cliënt is hoe lang hij of zij al rondloopt met de wens het leven te beëindigen. Al jarenlang, blijkt vaak. Het gesprek dat volgt, gaat over het leven dat iemand heeft geleid en waar hij nu staat, waarom de wil om verder te gaan ontbreekt. Ik peil altijd of er een besef is wat voor effect zelfdoding zal hebben op de nabije omgeving. Om dat zo klein mogelijk te maken adviseer ik naasten erbij te betrekken. Sommigen hebben er al uitgebreid met hen over gesproken. De meesten niet, vaak omdat ze hen er niet mee willen belasten. Anderen zijn erg alleen en hebben nauwelijks iemand om mee te praten.

‘Wie alleen informatie wil over mogelijkheden op een zo humaan mogelijke manier het leven te beëindigen, verwijs ik naar internet. Ik ben er voor een luisterend oor, om de kwaliteit van de afweging te vergroten, te reflecteren op de doodswens. In een eerste gesprek ga ik meestal niet direct in op een verzoek om informatie over zelfeuthanasie.’

Wie niet verder wil leven, moet betere hulp en zorg krijgen, luidt een veelgehoord bezwaar tegen een wettelijke regeling voor zelfeuthanasie.

‘Ik kan mij zo boos maken om wie zich niet realiseert hoeveel moed er nodig is om je leven te beëindigen. Geen mens, hoe ziek, hoe oud of levensmoe ook, wil dood. Iedereen schrikt ervoor terug. Zeker als je er erg dicht bij bent. Zoals de filosoof Michel de Montaigne zo mooi zei: ‘Ieder mens wil op het laatste moment een stap terug doen.’

‘We weten allemaal dat er altijd mensen zullen zijn die suïcide plegen. Dat doen zij nu vaak noodgedwongen op gruwelijke wijze, met een groot effect op de omgeving. Het is zeer belastend – ook voor de familie – dat wie een zachte zelfgekozen dood wil sterven en niet in aanmerking komt voor euthanasie, dat nu stiekem moet doen. Met illegale middelen die je zelf uit het buitenland moet importeren, met de kans op een hoge boete bij onderschepping. Dat zorgt voor veel stress, ook voor bijvoorbeeld kinderen die tot het laatste moment bij hun vader of moeder willen zijn. Moeten zij zich na de zelfdoding met helium of een poeder snel uit de voeten maken? Want stel dat de schouwarts hen van een misdrijf verdenkt.

‘Uiteraard moet altijd eerst worden gekeken of de doodswens van een hulpvrager kan worden ondervangen met betere hulp en zorg. Dat doe ik in elk gesprek dat ik voer. Sommigen gaan daar op in. Ander wijzen het af omdat ze klaar zijn met het leven. Ze hebben al zoveel hulpverleners of zorgverleners gezien, dat ze er geen fiducie meer in hebben. Zij hebben de moed niet om weer een nieuwe teleurstelling te incasseren. Een mens mag behandeling weigeren.’

D66 wil een leeftijdsgrens voor hulp bij zelfeuthanasie: 75 jaar

‘Dat vind ik laf. Dan sluit je puur op leeftijd een groep uit die erg kan lijden aan het leven. Een leeftijdsgrens is volstrekt willekeurig. Existentiële vragen zijn niet leeftijdgebonden. Alsof je blij moet zijn 75 te worden: hoera, nu mag het! Er kan een ongewenste maatschappelijke druk van uitgaan om je leven te beëindigen als je ouder dan 75 bent. Alsof je leven dan minder waard is. Veel ouderen voelen zich al ongewenst, dat wordt met een leeftijdsgrens alleen maar bevestigd. Dan moet je je gaan verdedigen dat je nog verder wil leven als je moppert over eenzaamheid, gebreken en de kwaliteit van de zorg. Want het hoeft toch niet meer, je kunt er toch uitstappen?’

In de voorstellen voor regulering van zelfeuthanasie is een belangrijke rol weggelegd voor de ‘levenseindebegeleider’ of ‘stervenshulpverlener’, de term die het kabinet gebruikt. Wat vindt u daarvan?

‘In het voorstel van D66 gaat die mij veel te ver. Ik vind dat iemand met een weloverwogen doodswens bij elke fase de regie en verantwoordelijkheid moet hebben. Die haal je weg als, zoals D66 wil, de begeleider het dodelijke middel moet bestellen en afhalen bij de apotheek, het moet bewaren en op een afgesproken tijdstip de cliënt moet toedienen. Hoe moeten we dat voor ons zien? Een consulent die thuis in een bureaula het poeder verstopt? Ik moet er niet aan denken.
‘In de praktijk van nu blijkt het zelf bestellen, bewaren en innemen van het dodelijke middel heel confronterend te zijn voor iemand met een doodswens. Al die drempels die hij moet nemen maakt de zelfdoding zó reëel, dat het vaak leidt tot een nieuwe afweging: wil ik echt dood? Ik vind het ook bezwaarlijk dat de begeleider het middel moet overhandigen op een vooraf afgesproken moment. Voor de cliënt lijkt er dan geen weg meer terug, het moet nú gebeuren. De druk die ervan uitgaat maakt dat je niet makkelijk terugkrabbelt. Het is daarbij belangrijk te weten dat in de praktijk blijkt dat vooral ouderen hun keuze heroverwegen of uitstellen zodra ze het middel in huis hebben. Alleen al over het middel kunnen beschikken werkt geruststellend; het kan als ik het echt wil. Deze momenten van uitstel of afstel ontneem je iemand als de consulent de regie heeft.’

Zou u het dodelijke middel kunnen overhandigen?

‘Mijn eerste impuls is: nee. Ik wil die verantwoordelijkheid niet op mij nemen. In deze constructie is het alsof ík, de begeleider, de doodswens faciliteer en uitvoer. Daar hebben we een euthanasiewet voor.

‘Wie niet voor euthanasie in aanmerking komt maar wel wil sterven, moet zelf de verantwoordelijkheid nemen en de middelen bestellen, bewaren en zonder de aanwezigheid van een consulent innemen. Zelf zou ik niet bij het moment van zelfdoding aanwezig willen zijn. Het is mij weleens gevraagd, maar ik zeg er geen ja op. Het is niet mijn vak om bij stervende mensen te zijn, dat is het werk van artsen. Het ligt meer voor de hand dat familieleden of vrienden erbij zijn. Zo ben ik wel aanwezig geweest bij de zelfeuthanasie van een goede vriendin. Ze had het goed en langdurig voorbereid, we namen afscheid en het was gebeurd voor we er erg in hadden.’

Waar komt uw betrokkenheid bij mensen met een doodswens vandaan?

‘Het zal te maken hebben met mijn ervaringen als hulpverlener in de psychiatrie, zo’n dertig jaar geleden. Met suïcidale patiënten werd niet gesproken, ze werden geïsoleerd om te voorkomen dat ze zichzelf iets zouden aandoen. Dat greep mij erg aan, ik ging met collega’s de discussie aan. Als je niet over een doodswens praat, help je diegene niet en kan het verlangen een obsessie worden.

‘Het is ook mijn innerlijke overtuiging dat iedereen over zijn eigen leven mag beschikken. Hoe sterk die overtuiging is, bleek al toen ik 23 jaar was. Mijn 83-jarige oma, van wie ik veel hield, kwam met ernstige pijnklachten in het ziekenhuis terecht. Ze was al een paar keer erg ziek geweest en was er ook nu weer slecht aan toe. De ene behandeling volgde op de andere. Oma, een intelligente, zelfstandige vrouw, wilde dood. Ze had het wel gehad. Ze maakte duidelijk geen nieuwe behandelingen meer te willen, maar de artsen legden die wens naast zich neer en gingen maar door. Toen ik op een dag bij haar waakte, ben ik heel kwaad geworden op haar arts en riep: ‘Jullie gaan te ver, jullie gaan over haar grenzen heen. Jullie zijn niet de baas over haar leven!”

80 procent ziet af van zelfeuthanasie na gesprek met consulent

Voorpagina artikel van de Volkskrant, 22 februari 2017

Wie zijn leven voltooid vindt en met een consulent in gesprek gaat over zelfdoding, stelt zelfeuthanasie vaak uit of ziet ervan af. Dat is ook het geval als de middelen om de doodswens te vervullen al in huis zijn gehaald. Weten dat het kan en hoe het kan, werkt geruststellend.

Dit concluderen consulenten van stichting De Einder en van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE). Zij hebben het afgelopen jaar zeshonderd mannen en vrouwen gesproken die hun leven zelf op een humane manier willen beëindigen. Niet meer dan een op de vijf voegt de daad bij het woord, stelt De Einder. Bij 80 procent volstaat een gesprek met een consulent ‘om gerustgesteld verder te kunnen leven’, stelt Miriam de Bontridder, jurist en bestuurslid van De Einder.

Deze bevindingen sluiten aan bij de uitkomst van wetenschappelijk onderzoek, zegt hoogleraar levenseinde-onderzoek Bregje Onwuteaka-Philipsen van het VUmc in Amsterdam. ‘Voor de meesten is zelfeuthanasie een back-upplan; zekerheid over de mogelijkheid is genoeg.’ Hetzelfde fenomeen doet zich voor bij ernstig zieken die met de huisarts de mogelijkheid van euthanasie bespreken. ‘Ongeveer een derde doet uiteindelijk een concreet euthanasieverzoek,’ stelt Onwuteaka.

Aftakelingsproces voor zijn

Een doodswens vanwege een ‘voltooid leven’ komt vooral voor bij ouderen met een opeenstapeling van ouderdomsklachten. Zij willen een langdurig aftakelingsproces voor zijn, voor zichzelf én voor hun naasten. Omdat veel artsen huiverig zijn deze groep euthanasie te verlenen, klopt zij aan bij De Einder en de NVVE voor informatie over een humane wijze van zelfdoding. Voor deze groep willen het kabinet en D66 een wettelijke regeling met heldere voorwaarden en richtlijnen. Daarin zal een belangrijke, begeleidende rol zijn weggelegd voor consulenten.
‘Wie een einde aan zijn leven wil maken, moet veel drempels overwinnen,’ stelt consulent Catharina Vasterling. ‘Gesprekken daarover leiden vaak tot een nieuwe afweging: wil ik echt dood?’ Ook degenen die wel een dodelijk middel in huis halen blijken hun keuze te heroverwegen of uit te stellen. ‘Alleen al over het middel kunnen beschikken werkt geruststellend; het kan als ik het echt wil.’ Om die reden is Vasterling niet voor een regisserende rol van de consulent bij zelfeuthanasie bij een voltooid leven, zoals in het concept wetsvoorstel van D66 staat beschreven. ‘Dan ontneem je iemand de momenten van uitstel of afstel.’

Gesprek geeft rust

De NVVE komt tot dezelfde conclusie als De Einder. Een meerderheid van de personen die zich tot de vereniging wendt, ziet na een of meerdere gesprekken af van zelfdoding. ‘Een deel komt maanden of jaren na een eerste gesprek weer terug. Veel personen die rondlopen met een doodswens kunnen er met heel weinig mensen over praten. Een gesprek met een consulent hierover geeft al rust,’ zegt Carolien van Eerde. Zij is coördinator van het Adviescentrum van de NVVE en heeft vijf jaar als zelfstandig levenseindeconsulent gewerkt.

Het gevoel controle te kunnen hebben over het moment van sterven, is bepalend, stelt Van Eerde. ‘Wat jurist Huib Drion in de jaren ’70 bepleitte, blijkt nu in de praktijk zo te werken: een middel op de plank hebben liggen is afdoende.’
Het afgelopen jaar wendden drieduizend mensen met een doodswens zich tot De Einder. Ruim 400 voerden daarover een of meerdere gesprekken met een consulent. De NVVE telde afgelopen jaar 215 cliënten die met een consulent spraken over zelfeuthanasie.

Reactie De Einder op D66 wetsvoorstel Waardig Levenseinde

Na het kabinetsplan van 12 oktober 2016 om hulp bij zelfeuthanasie in geval van een ‘voltooid leven’ wettelijk mogelijk te maken, heeft nu ook D66-Kamerlid Pia Dijkstra haar plannen daarvoor op 18 december 2016 wereldkundig gemaakt. Met elkaar gemeen hebben beide initiatieven dat zij op de beginselen van zelfbeschikking en autonomie zijn gebaseerd.

De reactie van De Einder op het door minister Edith Schippers (VVD) gepresenteerde kabinetsplan leest u hier.

Zowel Schippers als Dijkstra beogen met hun voorstel een leemte in de huidige euthanasiewet op te vullen. Die leemte bestaat erin dat onder de huidige euthanasiewet mensen uitsluitend voor euthanasie in aanmerking komen als hun lijden overwegend medisch van aard is in die zin dat er een somatische of psychische aandoening aan ten grondslag moet liggen; mensen die vanwege een louter existentiële problematiek lijden aan het leven, kunnen niet door een arts worden geholpen. Denk daarbij aan ouderen die ervaren dat ze ‘klaar zijn met leven’, en niet de wil hebben om nog door te leven. “Alles wat gedaan moest worden, is gedaan. Alles van waarde ligt achter hen”. Om die mensen niet aan hun lot over te laten, is een aanvullende wet op de euthanasiewet noodzakelijk.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel van D66 wordt daarover fijntjes opgemerkt dat de inspanning die hier van de overheid wordt gevergd een voornamelijk ‘negatieve’ inspanning is, in die zin dat de overheid niet langer de toegang tot de voor een humane dood benodigde middelen behoort te versperren. En ook fijntjes wordt opgemerkt dat gehoopt wordt dat degenen die zelf nooit om hulp bij zelfdoding verlegen zullen zitten, desondanks aan anderen deze mogelijkheid niet zullen ontzeggen.

Het wetsvoorstel van D66 beoogt mensen die hun leven voltooid achten, en die er voor kiezen om op een voor hen waardige manier te sterven, zorgvuldige en professionele hulp te bieden. Professioneel in die zin dat de geboden hulp afkomstig moet zijn van speciaal daartoe opgeleide BIG-geregistreerde levenseindebegeleiders die onder het tuchtrecht van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg vallen (waaronder, naast artsen, ook verpleegkundigen, psychotherapeuten en gezondheidszorgpsychologen). Zorgvuldig in die zin dat aan een aantal in het wetsvoorstel nader omschreven zorgvuldigheidseisen moet worden voldaan.

Op die zorgvuldigheidseisen valt volgens De Einder wel het een en ander af te dingen, maar het is een begin en de heikele punten als bijvoorbeeld de nogal arbitraire leeftijdsgrens van 75 jaar is een zorg voor later.

De huidige euthanasiewet heeft voor het wetsvoorstel van D66 model gestaan. Echter aanzienlijk meer dan in de euthanasiewet is er in het nieuwe wetsvoorstel speelruimte voor de hulpvrager ingeruimd: niet meer vereist is dat een ander dan de hulpvrager het oordeel moet zijn toegedaan dat van uitzichtloos en ondraaglijk lijden sprake is. De levenseindebegeleider gaat daar niet over en hoewel hij nog wel moet onderzoeken of er aan de hulpvrager nieuwe perspectieven kunnen worden geboden die hem van zijn doodswens afhouden, is het aan de oudere zelf om te bepalen of hij van de perspectieven die hem worden aangereikt, gebruik wil maken: alternatieven die hem worden voorgehouden, mag hij afwijzen.

Waarom draagt De Einder het nieuwe wetsvoorstel een goed hart toe? Vanwege haar ervaring dat het voor veel mensen in het geheel niet eenvoudig is om op een humane manier uit het leven te stappen. Bij alle betrouwbare methoden die daarvoor bestaan, komen nog steeds enkele problemen kijken die te ondervangen zijn wanneer er aan hulp bij zelfeuthanasie een wettelijke grondslag wordt gegeven.

De grootste angst van mensen die zich tot De Einder wenden, is dat wat zij willen bewerkstelligen, in de praktijk niet te realiseren valt; of dat zij het er levend vanaf zullen brengen en er nog erger dan voorheen aan toe zullen zijn; of dat zij om hun plan uit te voeren, op hulp van familie of vrienden zijn aangewezen en dat die familie of vrienden daarvoor strafbaar zijn.

Net als minister Schippers dat een paar maanden geleden heeft gedaan, is in de visie van De Einder thans ook Kamerlid Dijkstra met een plan van aanpak gekomen dat die zorgen weg zal nemen en dat het mogelijk maakt om mensen die echt niet meer verder willen, een vredig levenseinde te geven zonder dat zij zich daar maanden en soms zelfs jaren van tevoren kopzorgen over moeten maken.

VVD, PvdA, GroenLinks en 50Plus hebben al aangegeven achter het voorstel van D66 te staan. Echt verzet hoeft alleen van de kleine Christelijke partijen, van de SP en van de PVV te worden verwacht. Daarmee staat vast dat er voor de beginselen van zelfbeschikking en autonomie breed maatschappelijk draagvlak bestaat. Een gegeven waarover De Einder alleen maar verheugd kan zijn.

 

D66 voorstel – Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek (PDF)

D66 voorstel – Memorie van toelichting Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek (PDF)

Beschouwingen van een consulent over samen dood…….of niet

Samen dood is geen romantisch avontuur, ook al wordt er vaak wel zo over gedacht en geschreven. De Nederlandse wet die hulp bij zelfdoding verbiedt, is zelfs gebaseerd op een gebeurtenis waarbij twee geliefden samen dood wilden om hun ouders duidelijk te maken hoe onmenselijk het was dat hun liefde verboden werd. De jonge vrouw stierf, de man overleefde het en werd gestraft.

Recent heeft een echtpaar uit Rotterdam door de wijze waarop ze in de rouwadvertentie bekend maakten dat ze gezamenlijk hun leven beëindigd hadden, veel openbare reactie opgeroepen. Zij wensten met hun dood ook een politiek statement af te leggen. Het gevolg van hun rouwadvertentie is geweest dat opnieuw de aandacht werd gevestigd op het gegeven dat meerdere echtparen een gezamenlijk besluit nemen tot zelfeuthanasie.

Consulenten van De Einder worden regelmatig geconfronteerd met de romantische gedachte ‘als ons leven genoeg geleefd is en als wij dat allebei vinden, dan stoppen wij met leven vóór de aftakeling en de afhankelijkheid toeslaat’. In het merendeel der gevallen wordt niet daadwerkelijk uitvoering aan die gedachte gegeven. De praktijk van De Einder wijst uit dat er bij de meeste stellen fysieke dan wel mentale redenen spelen die meebrengen dat zij gezamenlijk uit het leven stappen.

Wat opvalt is dat paren vaak aan de consulent vertellen dat de wens om samen te sterven, al redelijk vroeg in hun relatie ontstaan is. Met name paren zonder kinderen, al dan niet gewenst, zeggen dan dat ze op een gegeven moment tot de slotsom komen dat ze zo met elkaar vergroeid zijn en hun levens zo vervlochten dat ze naar elkaar de wens uit spreken ‘als jij dood gaat, wil ik ook dood’. Dat is vaak heel invoelbaar en het is in het gesprek of de gesprekken zichtbaar hoe verbonden de partners zijn.

Toch dient de vraag te worden gesteld ‘hoe vrij ben je later nog in je beslissing als je op een leeftijd waarop de dood nog ver weg lijkt, met elkaar afspreekt dat je gezamenlijk wilt sterven?’. Zo’n gelofte aan elkaar kan een eigen leven gaan leiden in die zin dat als de tijd daar is en één van de twee wil de gelofte heroverwegen, daar feitelijk geen ruimte voor is omdat het dan voelt als verraad aan de partner: ‘waarom heb je me al die jaren in de waan gelaten?’. De partner die eigenlijk de gelofte zou willen heroverwegen, accepteert alsnog de morele verplichting om zich aan zijn gelofte te houden met als gevolg dat zijn vrije keuze in het gedrang is gekomen.

Dat is een andere situatie dan de situatie waarbij één van de twee partners een dusdanig machtsoverwicht heeft op de andere partner dat de laatste zich niet tegen de wens van de eerste kan of durft te verzetten. Jarenlange gewoonte om zich te voegen naar de beslissingen van de ander en om zich aan te passen aan de wensen van de ander, kan het onmogelijk maken om nog tot een eigen vrije keuze te komen. Als consulent kun je dat soms waarnemen en moet je het ook benoemen, maar als twee mensen hun gezamenlijke leven op deze wijze vorm hebben gegeven en ‘samen dood waarbij één feitelijk beslist’ de uiterste consequentie is, wie is dan de consulent om daar een oordeel over te hebben?

Nog anders is de situatie als zo’n besluit door de omstandigheden wordt bepaald, bijvoorbeeld in het geval dat één van de twee ernstig ziek is en de andere partner zorg van de zieke partner behoeft en niet van anderen/vreemden afhankelijk wil worden. Of in het geval dat de achterblijvende partner besluit dat hij in een levensfase is waarin hij niet meer wil investeren in het verwerken van het diepe verdriet dat het verlies van een metgezel met wie men vaak tientallen jaren verbonden was, met zich meebrengt. Dat zijn situaties waarbij de consulent, in gesprek met dergelijke paren, niet snel ambivalente gevoelens heeft.

En dan zijn er de gesprekken met echtparen waarbij één van de twee een wens tot zelfeuthanasie heeft vanuit een persoonlijk lijden en de ander uit liefde zijn/haar partner wil laten gaan. Dat zijn de meest verscheurende gesprekken. Wil de één de ander laten gaan uit liefde terwijl de ander lijdt onder het “egocentrische” van zijn/haar doodswens, dan past de consulent alleen een bescheiden aanwezig zijn en hulp geven bij het verwoorden van de tegenstrijdige gevoelens.

Vacature adviseur consulentenzaken (op vrijwillige basis)

In verband met de groeiende hulpvraag opent De Einder in de loop van 2017 de vacature voor plaatsvervangend adviseur consulentenzaken. Misschien is dit iets voor u of mogelijkerwijs kent u iemand die dit aanspreekt.

De adviseur consulentenzaken fungeert binnen De Einder als de intermediair tussen de consulenten en het bestuur van De Einder. Hij/zij geeft leiding aan het consulententeam en is voor hen het eerste aanspreekpunt waar het gaat om alle onderwerpen die raakvlak hebben met het beleid van De Einder ten aanzien van het bespreekbaar en uitvoerbaar maken van een humane dood in eigen regie.

De veelvuldigheid van de hulpvragen noodzaken De Einder om ten behoeve van de adviseur consulentenzaken naar een plaatsvervanger te zoeken die de adviseur consulentenzaken kan ondersteunen en, indien nodig, kan vervangen.

De Einder is een non-profit organisatie. Bestuur en adviseurs, evenals enkele van haar consulenten, werken op probono basis. Hetzelfde wordt van de plaatsvervangend adviseur consulentenzaken verwacht.

U kunt hier het profiel van de functie downloaden.

Indien u vragen heeft over het profiel of interesse heeft in de functie kunt u contact opnemen met Catharina Vasterling, 0651193770 of vasterlingcatharina@gmail.com.

Een dood in eigen regie

Artikel uit Weekblad De Standaard, 7 november 2016

In Nederland ligt een voorstel op tafel dat euthanasie mogelijk moet maken bij ‘voltooid leven’, als je vindt dat het goed is geweest dus. Maar wat is een voltooid leven? En wie beslist hoe en wanneer je er zelf een punt achter mag zetten? Mee op consultatie bij twee mensen met een uitgesproken doodswens. ‘Waarom zou ik toestemming moeten krijgen?’

Een dood in eigen regie

Even zag het ernaar uit dat het gesprek met Annelies* niet zou doorgaan. Enkele weken geleden leek het haar plots tóch misschien de beste optie: een bad (en slaappillen) nemen en zich de polsen doorsnijden. Ze had zich altijd voorgenomen het netjes te doen, meer nog voor haar naasten dan voor zichzelf. Maar ze zit al maanden zó diep. En het dodendrankje dat ze heeft besteld, is nog ergens tussen China en Amsterdam onderweg. ‘Ik hoop dat het de grens over raakt, de douane schijnt al eens moeilijk te doen.’
Maar ze zit dus voor me, met 66 ouder dan ze eruitziet. In haar flat langs een Amsterdamse gracht valt het herfstlicht weldadig naar binnen. De mensenmassa buiten lijkt een andere stad, hier spint alleen de poes. ‘Ik heb lang nog van die domme spelletjes op de Ipad gespeeld, nu doe ik niets meer: ik lees niet, kijk geen tv, ik zet alleen de radio op. Het is geen eenzaamheid, wel zelfgekozen isolement: ik zit diep in een depressie. Misschien ga ik straks wel weer naar vrienden of een concert, maar nu nog niet.’
Het heeft lang geduurd, zegt ze Hollands nuchter, voor het tot haar ‘botte hersenen’ doordrong: dat ze depressief is. Mild is het leven nooit geweest: op haar tiende verloor ze haar vader en werd haar moeder ziek, op haar dertigste kreeg ze te horen dat ze een zeldzame stofwisselingsziekte had, waarvan je moe wordt – ‘ik dacht dat ik lui was’. Maar ‘de genadeslag’ was de dood van haar man, jaren geleden. ‘Eigenlijk was ik het liefst samen met hem gestorven. Maar hij vond dat ik dat tegenover mijn zussen niet kon maken. Ik heb na zijn dood nog zes jaar in ons huis in Italië gewoond. Maar in 2007 was plots die depressie daar. Ik ga drie maanden in therapie, dacht ik – maar kijk, we zijn acht jaar verder en ik zie mijn psychiater nog steeds.’
Een paar weken geleden zocht Annelies voor het eerst contact met De Einder, een Nederlandse stichting die ‘een humane dood in eigen regie’ bepleit. Het recht op leven impliceert geen plicht tot leven, stelt de website van de stichting: wie eruit wil, moet dat op waardige wijze kunnen doen – ook als hij niet voor euthanasie in aanmerking komt. En dus lijst de site methodes op voor zelfeuthanasie, geven consulenten van De Einder advies over mogelijkheden en beperkingen, wordt ook op juridische aspecten gewezen: zelfdoding an sich is bijvoorbeeld niet strafbaar, bezit van dodelijke middelen wel. Wat de stichting doet, is wettelijk: hulp bij zelfdoding mag níét, het verlenen van (algemene) informatie wel, want dat is vrije meningsuiting. Maar het is niet onomstreden. Het tast de grenzen van de wet ook af. Voer voor interpretatie, en dus voor discussie.

Pil van Drion
Ze wijst naar haar sleutelbeen. ‘Het liefst zou ik daar “niet reanimeren” laten tatoeëren’, zegt Annelies. ‘Er zijn van die halskettingen met “geen reanimatie”, spuuglelijk. (lacht)Ik weet al veel langer dat ik een dood in eigen regie wil.’ Alleen: was dat toen vooral iets voor later, de afgelopen maanden werd de onrust almaar groter.
‘Mijn psychiater, een fijne vrouw, heeft beloofd me niet te laten zitten. Maar haar eerste zorg is mij “genezen” – zo zijn artsen. Wil ik dan nog áltijd dood, dan wil ze me eventueel helpen, met euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden. Maar haar voorstel is me te vaag. Ik wil iets waarmee ik me van kant kan maken, als ik op ben. Waarom moet ik toestemming krijgen om dood te mogen? Ik wil gewoon de Drionpil in huis.’
Het is een begrip in Nederland, die ‘pil van Drion’. Genoemd naar Huib Drion – rechtsgeleerde en voormalig lid van de Hoge Raad – die in 1991 de hypothese opperde van een pil waarmee een bejaarde op humane én legale wijze zelf z’n leven zou kunnen beëindigen als hij ermee klaar was. Drion legde de grens op 75 jaar, en hoewel de pil er nog altijd niet is, werd ze een metafoor voor de middelen die intussen wel op de zwarte markt beschikbaar zijn – en bij uitbreiding: voor het hele zelfbeschikkingsdebat.
Dat heeft in Nederland steviger wortels dan bij ons. De Nederlandse psychiater Boudewijn Chabot pleit al meer dan twintig jaar voor de mogelijkheid tot ‘zelfeuthanasie’, zijn boek Uitweg is zowat de bijbel voor wie zijn dood zelf wil kiezen. En de Nederlandse minister van Volksgezondheid Edith Schippers stelde onlangs voor om euthanasie ook bij ‘voltooid leven’ toe te staan: als je vindt dat het goed is geweest. Het leidt nog steeds tot felle discussies, maar ligt in de lijn van wat Drion zei.
Voltooid is haar leven alleszins, vindt Annelies, meer nog: leuk heeft ze het eigenlijk nooit gevonden. ‘Er is die titel van een boek, Geboren zijn is ongemak. Da’s zo’n beetje mijn levensmotto.’ Ze is geen somberman,zegt ze – ze lijkt het alvast niet, zoals ze tegenover me zit, welbespraakt en geestig. ‘Maar zelfs als je af en toe lol trapt: het leven leidt tot niets.’
Catharina Vasterling, consulent bij De Einder en psychotherapeut, begreep dat. Maar ze gaf Annelies niet zomaar wat ze wou toen ze op consult kwam. Ze luisterde lang, vroeg waarom het de afgelopen jaren bijwijlen wel vrij goed ging, en de laatste tijd weer zoveel slechter. Annelies: ‘Ze deed me iets inzien: mijn psychiater gaat met pensioen, en dat vind ik lastiger dan ik dacht. “Je staat na acht jaar weer op straat”, zei Catharina. Ik ben op háár aanraden met mijn psychiater gaan praten, en ik kan nu toch blijven gaan.’

Het roze handboek
Het hielp, maar vooral een vooruitzicht houdt haar overeind: dat straks een dosis pentobarbital arriveert. Een middel dat door artsen met het oog op euthanasie wordt gebruikt, aankoop en bezit ervan zijn strafbaar. Maar voor Annelies een garantie op een snelle dood – en daardoor misschien ook net een levensverzekering. Want hebben cliënten het adres waarop het middel kan worden besteld, dan maakt 80 procent daar uiteindelijk nooit gebruik van, stelt De Einder: ze sterven een natuurlijke dood, gerustgesteld door die optieachterdehand. ‘Aanvankelijk wou Catharina me niet zeggen waar ik het middel kon kopen. Ze vond me wellicht te depressief – en dus niet wilsbekwaam. Maar toen ik na anderhalf uur weer vertrok, bleek ze overtuigd. “The Peaceful Pill Handbook”, zei ze.’
Annelies haalt het erbij, een boek met paarsroze kaft, een soort Gouden Gids voor wie hulp zoekt bij ‘voluntary euthanasia and assisted suicide’. Geschreven door twee Australische wetenschappers en vrij op het internet te bestellen. ‘The authors do no supply or deal in drugs in any way, shape or form, so please do NOT ask!’ leert een waarschuwing op hun website, want dat zou hulp bij zelfdoding zijn en strafbaar in veel landen. Wel schrijven ze waar de medicijnen dan wél besteld kunnen worden: die info valt onder de vrije meningsuiting.
Annelies: ‘In het boek staat een lange lijst internetadressen waarvoor wordt gewaarschuwd omdat ze onbetrouwbaar zijn. De Einder weet welke distributeurs tot dusver wél altijd veilige en betrouwbare middelen hebben geleverd – het zijn er niet veel. Ik heb de betaling via Western Union gedaan, via mail is me bevestigd dat het geld is aangekomen. En nu wacht ik af. Mijn levensfilosofie is altijd geweest: je moet anderen niet in de weg lopen. Ik wíl me niet voor de trein gooien, want ocharme die machinist.’
Het is een argument dat ook een vorm van chantage kan worden: als je me niet helpt, verhang ik me. ‘Voor onze consulenten geldt één groot principe’, zegt Miriam de Bontridder, woordvoerster van De Einder. ‘Wees altijd gewetensvol. Niet bang, zelfs niet per se voorzichtig, wel zorgvuldig. Een consulent stuurt nooit, de regie ligt altijd bij de hulpvrager. Maar heb je iemand voor je van wie je weet: hij springt onder een trein als ik hem dat adres niet geef, dan zou het onzorgvuldig zijn dat níét te doen. En dan krijg je dat ook een rechter uitgelegd, mocht er discussie zijn.’
En de nabestaanden, hoe leg je hén dat uit? Ouders van wie hun kind de dood koos? Partners of kinderen die achterblijven? Want ook die kritiek laat zich raden: een dood in eigen regie is vooral voor jezelf humaan, niet voor wie achterblijft. De Bontridder: ‘Wij vinden respect voor het zelfbeschikkingsrecht erg belangrijk, maar net zo goed de impact van zo’n levenseindebesluit voor de naasten van de hulpvrager. Wij dringen er altijd op aan de omgeving in te lichten en bij het proces te betrekken. Wil je er op fatsoenlijke wijze uit, dan betekent dat evengoed: fatsoenlijk aan je naasten uitleggen waarom en hoe je dat wilt. Hen niet in diepe ellende achterlaten.’
Ook Annelies kreeg dat advies. Lag het aan haar, ze kroop op een dag in bed om ‘lekker lang te slapen’. ‘Maar dat kan ik mijn familie niet aandoen, zeggen ze bij De Einder.’

In een bakje vla
Twee weken geleden was in Nederland ophef over de zelfgekozen dood van oudCDApoliticus
Frans Jozef van der Heijden (78) en zijn echtgenote Gonnie van der Eerden (76). Hun rouwadvertentie in de kranten was een fel pleidooi voor zelfbeschikking, en des te opmerkelijker omdat het CDA tégen elke uitbreiding van de euthanasiewet is. Voor Catharina, die als therapeut het koppel begeleidde, was het vooral een voorbeeld van hoe goed en waardig het kan. ‘
Dat echtpaar had alles zo goed doorgesproken, hun kinderen steunden hen: in zo’n geval hoef ik alleen de weinige gaten nog te dichten. “Ik zie overal foto’s van uw kinderen en kleinkinderen,” heb ik gezegd, “u beseft toch dat u hen niet meer zult zien als u dood wilt. En dat dat wél nog kan, als u blijft leven.” Dat begrepen ze: ze werden er verdrietig van, maar waren ook zeker van hun zaak. In geen geval zette de een de ander onder druk, of was er sprake van overwicht.’
Zou dit koppel niet ‘gewoon’ voor euthanasie in aanmerking zijn gekomen? Misschien wel, zegt Vasterling. ‘Maar het is hoogst twijfelachtig of dat voor allebei op hetzelfde moment een optie was geweest. Nu zijn ze samen kunnen gaan.’
Het zijn de heldere, ‘makkelijker’ cases; ze heeft er ook andere. Zoals nu een 19jarige die dood wil. ‘Gebroken gezin, van de ene psychiatrische behandeling naar de andere doorverwezen, en zo kwaad en teleurgesteld dat ze eruit wil. Haar heb ik gezegd: je zult begrijpen dat je van mij niet zomaar dat adres voor een poeder of drankje krijgt. Doe ik niet. Wel probeer ik met haar in contact te komen. “Jij komt bij mij omdat je op een fatsoenlijke manier dood wil. Dat betekent ook dat je geen puinhoop voor je ouders achterlaat, waardoor zij zich hun hele leven schuldig voelen.”‘
Het doel is duidelijk voor Vasterling: de tiener in therapie krijgen, met haar ouders. Ze heeft de indruk dat het meisje nog altijd denkt: als ik mevrouw Vasterling haar zin maar geef, dan krijg ik dat adres. ‘En misschien bén ik na een tijd wel uitonderhandeld. Vertrouw ik het niet meer, dan laat ik haar liever “goed” gaan. Maar het zou in dit geval niet zonder het gevoel zijn gefaald te hebben. Dit meisje heeft nog opties.’
Anders ligt dat voor een andere jonge vrouw die ze vorige week zag: ook pas 26 maar zwaar autistisch. Haar doodswens begreep Catharina meteen. ‘Zij heeft géén alternatieven meer. Ze lijdt zo onder alle prikkels die ze krijgt, haar leven is een voortdurende strijd: ze wil rust.’
Dit jaar hebben zich bij De Einder per mail al zo’n 2.000 hulpvragers gemeld. In een eerste antwoord wordt hen gevraagd zich verder over hun levenseindewens te bezinnen en de boeken Uitweg (Chabot) en The Peaceful Pill Handbook te lezen. Ook wordt verwezen naar de brochure van De Einder zelf, die onder meer de drie belangrijkste zelfdodingsmethodes beschrijft: bewust versterven (stoppen met eten en drinken), de dood door het inademen van heliumgas en de medicijnroute. De toelichting is nuchter en direct. Bij de medicijnroute lees je bijvoorbeeld: ‘De dodelijke middelen en, indien daarvoor gekozen is, lang werkende slaapmiddelen worden toegevoegd aan een bakje vla of (magere) yoghurt en door elkaar geroerd. Het geheel wordt rustig en zonder te spreken, om verslikken te voorkomen, in zijn geheel opgegeten. Eventueel wat water gebruiken om weg te spoelen.’ Wie een consult wil, wordt door de casemanager naar een van de consulenten verwezen. Dit jaar zijn al een 150 mensen op gesprek geweest.

Patiënten of cliënten?
Catharina Vasterling: ‘Ik probeer in eerste instantie vooral gerichte vragen te stellen. Hoelang denkt u al aan zelfdoding? Hoe stelt u zich dat voor? Waar bent u als u het middel neemt, wie vindt u? Vaak is dát al een reden om “er toch nog even over na te denken”. Ik had ooit een man op consult, 38, geen werk, heel sterke minderwaardigheidsgevoelens, maar met een kat waarvan hij hield, en ouders bij wie hij nog elke avond ging eten – en die van niets wisten. “Stel u voor”, zei ik, “u gaat elke avond bij hen langs. En plots komt u niet meer.” Enkele maanden later zei hij zijn tweede afspraak af: hij ging toch maar wachten tot ze dood waren.’
Gaat ze soms níét op een hulpvraag in? Zelden, zegt ze. ‘Als iemand te chaotisch is om eender welke methode goed ten uitvoer te brengen. Of te psychotisch om nog wilsbekwaam te zijn. Maar mensen hoeven zich bij mij niet te verantwoorden. Ik wil het wel begrijpen als ik door hun ogen kijk, en ik mag hun keuze jammer vinden, maar mijn normen zijn niet van belang. Ik vraag en graaf, maar vervolgens laat ik los – gelukkig leiden veel hulpvragen finaal niet tot een doodswens.’
Het is wellicht waar critici het meest van gruwen: de willekeur die dreigt, het goeddunken waarmee een consulent z’n rol invult. Werd niet daarom net een euthanasiewét vastgelegd, die lijden médisch definieert? Moet niet elke vraag daarom door twéé artsen worden getoetst? Wie controleert de consulenten van De Einder? En wat te denken als patiënten cliënten worden?
Miriam de Bontridder: ‘Wij hebben een gepensioneerde huisarts als consulent, een doctor in de biologie, iemand met ervaring met psychiatrie; drie net aangeworven consulenten zijn vooral in coaching thuis en excellente gesprekspartners. De Einder geeft hen een opleiding waarin juridische, communicatieve, psychologische en filosofische thema’s aan bod komen. Maar hoe hoger de lat, hoe liever. Het voorstel van minister Schippers is een eerste stap. Het pleit voor een opleiding tot stervensbegeleider, waarvoor behalve artsen en verpleegkundigen ook psychologen in aanmerking zouden komen. Ik vind dat we ook aan pastoraal werkers en humanistische raadslieden moeten denken: de vragen aan stervensbegeleiders zijn vaak fundamenteel existentieel.’
Het gaat naar de kern van het hele debat rond zelfbeschikking, zegt De Bontridder: hoe absoluut – of relatief – is dat recht? Velen vinden een dood in eigen regie een hoog goed; weinigen gaan zover te stellen dat dat drankje of poeder dan maar vrij verkrijgbaar moet zijn – even bij de apotheek langs, en het is gepiept. ‘Hoe jammer ik dat voor mezelf ook vind, want ik wil het vooral zelf voor het zeggen hebben: er zal toch enige controle nodig zijn, een marginale toets voor de legitimiteit van een doodswens. In het belang van wie zwakker is, en géén consistente of vrije keuze kan maken. Maar ook voor wie achterblijft.’
De Bontridder, van oorsprong Belgische, is rechter aan het gerechtshof Amsterdam. Als woordvoerster van De Einder hoopt ze dat er ooit een recht op sterven komt. ‘Zoals het liberalisme tijdens de Verlichting een recht op leven heeft geïnstitutionaliseerd, zo is de tijd rijp voor een recht op sterven voor wie dat wil. Het kan niet meer dat je strafbaar bent als je voor eigen gebruik over pentobarbital beschikt. Of als je het water aanreikt waarmee je geliefde het goedje doorslikt.’

Smartphone aan het sterfbed
Voorlopig blijft het aftasten, in soms schimmige grijze zones. Catharina Vasterling werd ooit bijna strafrechtelijk vervolgd na de zelfdoding van haar beste vriendin. ‘Ze had voor de heliummethode gekozen en ik werd beschuldigd van het niet verlenen van hulp aan een persoon in nood. Nochtans had ze een euthanasieverklaring ondertekend en een “wilsverklaring tot nietreanimeren”. Maar ik bleef zes uur lang verdacht, wat als een enorme schoffering voelde, omdat ik net zo integer mogelijk was geweest.’
Het gebeurt vaak, zegt Vasterling, dat nabestaanden onder groot politievertoon worden weggevoerd. ‘Tegenwoordig raden wij cliënten aan de inname van het middel met een smartphone te (laten) filmen, om hun geliefden vrij te pleiten. Hoe afschuwelijk is dat niet: je vader of moeder ligt daar, je wilt hun hand vasthouden, en dan moet je staan filmen hoe ze het poeder in het bakje doen?’
Bovendien: wat is hulp bij zelfdoding? Ben je strafbaar als je de vla met het poeder uit de frigo haalt? Miriam de Bontridder: ‘Enkele jaren geleden is een consulent zwaar veroordeeld omdat hij tussenpersoon was geweest voor een cliënt die wel een antibraakmiddel had maar niet het dodelijke middel, en een andere cliënt bij wie het net omgekeerd was. Daardoor weten we nu heel goed: een consulent mag, hoe goedbedoeld ook, nooit het middel verstrekken. Hij moet zich ver van elke vorm van regie houden. Doordat consulenten van De Einder hun nek uitsteken en die grijze zones blijven verkennen, weten we steeds beter: dit kan wel, dit niet.’
Wat vindt ze van de vrees die, zeker ook in Vlaanderen, met het voorstel Schippers luid werd geuit? Nederland zoekt het hellend vlak op, vond medisch filosoof Ignaas Devisch. ‘We moeten principieel aan de kant van het leven blijven staan.’ En wordt meer zelfbeschikking geen vrijgeleide voor – nóg – minder investeringen in zorg?
De Bontridder: ‘Natuurlijk moeten we oog hebben voor wie geïsoleerd is. Maar zelden hoor ik mensen met een doodswens zeggen: ach, kreeg ik maar meer bezoek. Wel: ik kan de telefoon haast niet meer vasthouden, er is een achterkleinkind op komst, maar ik wil het niet meer meemaken. Vaak wíllen mensen niet meer dat de maatschappij nog iets doet.’
Ze gelooft nogal sterk in democratie, zegt De Bontridder, die excessen countert of verzacht. ‘Bij een hellend vlak komt wel weer een tegenbeweging op gang. En wat de zorg betreft: de middelen zijn schaars. Wat je meer in de ene groep steekt, is er minder voor de andere.’

Schandalig compromis
‘Ik ben 90 en al vijf jaar ziek. Mijn vrouw is twintig jaar jonger, mijn dochters zijn druk doende met hun eigen leven: ik zeg niet dat ze me verwaarlozen, maar ze hebben het zelf niet makkelijk om zich staande houden. Ik heb geen werk meer, al mijn vrienden zijn dood. De laatste is vorige week gestorven – ik kon niet eens naar z’n begrafenis, te zwak. En dan zou zo’n dokter hier langs m’n bed moeten komen uitmaken of ík, met mijn 90, dood mag. Ik dacht het niet.’
Boris* is wat ze in Nederland een doordouwer noemen. Bochten en omwegen, daar doet hij niet aan. Steeds vaker is hij tot het bed veroordeeld waarrond hij me met koffie en koekjes heeft geïnviteerd, maar in zijn hoofd springt hij soepel van de ene gedachte naar de andere.
‘Er wordt zoveel over euthanasie en zelfdoding gezegd zonder enig voorstellingsvermogen van wat mensen als ik ervaren. Wat een filosoof als Maarten Verkerk verkondigt, is schandalig. Als mensen zo graag dood willen, moeten ze het zelf maar doen, vindt hij. (kwaad)Hoe dan? Moet ik me ophangen? Voor een trein springen? Moet mijn vrouw erbij zijn, of net niet? En waar koop ik het middel? Je vindt het alleen op de zwarte markt –je bent een misdadiger als je je daarmee inlaat.’
Het heeft hem niet tegengehouden: de pillen liggen klaar. Niet per se voor onmiddellijk gebruik. ‘Ik houd het nog even uit, voor mijn vrouw en voor mezelf: ik ben nog nét niet slecht genoeg.’ Hij wil vooral voorbereid zijn, klaar. Weten dát het kan, wanneer het er de tijd voor is. Het voorstel van minister Schippers noemt hij een ‘schandalig compromis’. ‘Er moet toch nog steeds een arts bij betrokken zijn, terwijl dokters met mijn dood niets te maken hebben. Maar vooral: “voltooid leven” wekt de indruk dat het iets moois en zoets betreft, een goed einde van een mooi leven. Terwijl het gewoon een leugenachtige term is voor mensen als ik die moe en ongelukkig zijn – en dáárom dood willen.’
‘Halfslachtige’ oplossingen als die van Schippers zijn er géén, vindt Boris. ‘We moeten de autonomie van het menselijke wezen dat dood wil, in zijn volle omvang erkennen, niet een beetje. Dat heeft als consequentie dat de middelen legaal beschikbaar moeten zijn. Niet opdat een tiener met liefdesverdriet in de apotheek om een pilletje zou kunnen. Wel in een systeem met bijvoorbeeld de huisarts als tussenstap: die heeft vaak een goed contact met zijn patiënt.’
Een revolutie als indertijd met abortus, daar hoopt hij op. ‘Toen de legalisering ervan op tafel kwam, was het: nooit van ons leven. Alle christenen op hun achterste poten! Maar plots – pats, boem – nadat er lang veel geschreeuwd en weinig gedaan was, werd alles in één keer goedgekeurd. En nu is Nederland het meest vooruitstrevende land ter wereld voor abortus. Ik zie hoe in het zelfdodingsdebat dezelfde argumenten als toen worden gebruikt, dus ik hoop dat het dezelfde kant uitgaat.’
Zelf zal hij het niet meer zien, maar in afwachting: mocht ik nog collega’s kennen met interesse voor het thema, ‘stuur ze maar langs. ‘t Is voor de goede zaak. Ben ik toch nog even nuttig’.

* Sommige namen zijn vanwege de privacy aangepast.

Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.